250 25 November 1905. eischen gesteld worden door de sollicitanten zelf, hetgeen spreker verkeerd acht. Is de aanvangsjaarwedde te laag, dan dient zulks in de verordening geregeld te worden, doch bezwaar lijk kan dat aan burgemeester en wethouders worden overge laten. Spreker vreest, dat zulks voor de toekomst tot moeieüjk- heden zal aanleiding geven. De heer ROMBOUTS betoogt, dat burgemeester en wethouders tot de overtuiging zijn gekomen, dat de werkkring van den opzichter, met de uitvoering der woningwet belast, geheel anders is, dan die van de beide andere opzichters. In 't belang der zaak is het gewenscht om die betrekkingen te scheiden. Wat nu betreft het voorstel, om aan burgemeester en wet houders de bevoegdheid te geven reeds bij eerste aanstelling de maximum-wedde toe te kennen, doet spreker opmerken, dat dit voorstel niet voor dezen ambtenaar geldt, maar voor de toekomst. Burgemeester en wethouders hebben dat voorstel ge daan naar aanleiding van gevallen, reeds vroeger voorgekomen, waarbij zij, gebonden door de verordening, hunne keuze moesten beperken en zij niet in de gelegenheid waren zoodanige personen te benoemen, als zij voor de betrekking het meest geschikt achtten. De heer SASSEN vindt, na de toelichting van den heer Rombouts, het voorstel nog bezwarender. Men gaat daardoor een stelsel afbreken, hetgeen men successievelijk, ook in andere takken van dienst, gaat invoeren. De heer JACOBY is eveneens tegen het 3de gedeelte van het voorstel. Volgens de toelichting kunnen er zich gevallen voordoen, dat het wenschelijk is reeds bij eerste aanstelling de maximum-jaarwedde toe te kennen. In die gevallen zou de geheele raad erin gekend dienen te worden. De heer VAN KEPPEL heeft er ernstig bezwaar tegen, om aan dezen opzichter eene zelfstandige positie te geven. De voorzitter wijst erop, dat hij in ieder geval onder de bevelen blijft van den gemeente-architect. De heer 1NGENHOUSZ gevoelt veel voor het bezwaar van den heer Jacoby, doch het voorstel is erop gebaseerd, dat de titularis eene zelfstandige betrekking krijgt. Thans blijkt echter, dat dit niet het geval is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 250