21 Januari 1905.
25
De lieer VAN MIERLO kan zich niet voorstellen, te wiens
gerieve die walbeschoeiing zou strekken. DeZuid-Nederlandsche
stoomtramwegmaatschappij maakt er geen gebruik van. Wanneer
mocht blijken, dat de bestaande walbeschoeiing aan de Haven
niet in de behoefte zou voorzien, dan ware het beter die be
schoeiing met eenige meters te verlengen.
De heer LIJDSMAN zegt, dat hij in de vergadering van 12
November j I. tot het maken eener walbeschoeiing heeft mede
gewerkt, omdat hij meende, dat deze beter was dan eene voet
beschoeiing. Van de kosten is toen geen sprake geweest en de
begrooting is hem dan ook niet tegengevallen. Thans wil spre
ker echter op het maken eener voetbeschoeiing terugkomen,
wijl hij met burgemeester en wethouders en de commissie van
bijstand van oordeel is, dat eene walbeschoeiing daar ter plaatse
niet noodzakelijk is. Beter ware het dan om de bestaande aan
de Nieuwe Prinsenkade te verlengen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt alsnu
in stemming gebracht en aangenomen met 12 tegen 6 stemmen.
Vóór stemden de lieeren Bloemarts, Van Keppel,
Sassen, Lijdsman, Van Mierlo, Scheltus, Reigersman,
Teychiné, Verschraagb, Heijlaerts, Van dam en de
voorzitter.
Tegen waren de heeren Slechtriem, Staal, IngenHousz,
Smits, Jacoby en Vissers.
18 Prae-advies van burgemeester en wethouders alhier en de
commissie van bijstand in het beheer der gasfabriek en water
leiding op het adres van P. A. Hoppenbrouwers, verzoekende
kwijtschelding eener hem opgelegde boete.
De voorzitter stelt deze zaak aan de orde.
De heer JACOBY geeft in overweging, dit punt in besloten
zitting te behandelen, aangezien het een onderwerp geldt, waarbij
personen betrokken zijn.
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking te
kennen gevende, wordt dienovereenkomstig besloten.
19. Prae-advies van de commissie van bestuur van het
pensioenfonds voor gemeente-ambtenaren en hunne weduwen
en weezen alhier op de adressen van J. Klaaijsen, A. K. van