266
9 December 1905.
2. Adres van H. Engelbregt en andere bewoners van de
Catharinastraat alhier, daarbij verzoekende den post, op de
gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1906 uitgetrokken tot
verbreeding van het rijpad in die straat, te willen handhaven.
De voorzitter stelt voor dit adres te behandelen gelijk
tijdig met den betrokken post van de gemeente-begrooting
1906.
Waartoe besloten wordt.
3. Adres van A. S. M. J. Meeus te Breda, vergunning
verzoekende tot het leggen van een stoombuisje dwars door
de Ceresstraat, van de mouterij af naar het automobielgebouw
tje, ten einde laatstgenoemd gebouwtje door middel van stoom
te kunnen verwarmen.
Bij dit adres is gevoegd een voorstel van burgemeester en
wethouders, strekkende om de vergunning tot wederopzegging
te verleenen onder de volgende voorwaarden
a. dat het leggen der buisleiding moet geschieden onder
toezicht van den gemeente-architect;
b. dat de tengevolge van de te maken werken of het later
uitnemen van de buizen, in den openbaren gemeente
grond opgebroken verhardingen, door de gemeente, op
kosten van adressant, zullen worden hersteld, overeen
komstig de verordening op de invordering van rechten
van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte
diensten, vastgesteld door den gemeenteraad den 29.
Juli 1899; en
c. dat door den adressant, tot erkenning van het eigendoms
recht der gemeente, jaarlijks vóór den 1. December ten
kantore van den gemeente-ontvanger zal worden gestort
een bedrag van vijftig cent, met dien verstande, dat
voor het loopende jaar dit bedrag onmiddellijk na het
uitreiken van de vergunningsakte moet plaats hebben.
De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit voorstel
kan vereenigen.
Niemand der leden daartegen eenige bedenking
te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig
besloten.