9 December 1905.
273
De heer LIJDSMAN doet opmerken, dat volgens de teekening
de brug stellig hooger komt te liggen, dan die bij de inun-
datiesluis.
De heer VAN DAM wijst erop, dat heffing van tol- of brug
geld in strijd zou zijn met een koninklijk besluit van 1825.
Spreker acht het daarom beter aan de voorwaarden alsnog toe
te voegen, dat geenerlei vergoeding voor het gebruik der brug
mag gevorderd worden.
Met inachtneming dezer wijziging wordt alsnu
besloten de gevraagde vergunning te verleenen onder
de voorwaarden, zooals die in de raadsnotulen van
25 November j.I. zijn vermeld, aangevuld met de hier
voor omschreven bepalingen.
13. Nadere behandeling van het voorstel van burgemeester
eu wethouders tot wijziging der verordening van 25 November
1899, betrekkelijk de bezoldiging van de opzichters bij de
gemeentewerken, in extcnso opgenomen in de raadsnotulen
van 25 November j.I., met toelichtind schrijven van burge
meester en wethouders.
De voorzitter stelt deze zaak thans opnieuw aan de orde.
De heer LIJDSMAN zegt, dat hij inzage genomen heeft van
de nadere toelichtingen van burgemeester en wethouders,
doch dat hij daardoor niet van zienswijze is veranderd.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het moeielijk is over
personen in het publiek te spreken, doch meent er toch op te
moeten wijzen, dat de werkzaamheden van den opzichter, met
de uitvoering der woningwet belast, veel belangrijker zijn
dan die van de andere opzichters.
De heer LIJDSMAN wijst op de vroegere aanstelling van
den betrokken opzichter en betoogt, dat hij geene meerdere
werkuren heeft dan de andere opzichters.
De heer 1NGENHOUSZ is het eens met den heer Lijdsman.
In de toelichting van burgemeester en wethouders heeft spreker
geene nadere argumenten gevonden, welke voor de voorge
stelde verhooging pleiten. Alleen is eene omschrijving gegeven
van de werkzaamheden, waarmede die ambtenaar is belast.