274 9 December 1905. Indien het juist is, wat de heer Lijdsaian heeft gezegd, dat de heer De Zwart, evenals de andere opzichters, dezelfde diensturen heeft, zou spreker in overweging willen geven, vooralsnog eene afwachtende houding aan te nemen. De heer ROMBOUTS betoogt, dat sedert de invoering der woningwet de absolute noodzakelijkheid gebleken is, dat één persoon zich daaraan uitsluitend wijdt. Het werk, door dezen ambtenaar te verrichten, kan niet gelijk gesteld worden met dat van de andere opzichters. De heer SMITS sluit zich aan bij den heer Lijdsman. Spre ker ziet niet in, waarom het salaris van dezen opzichter reeds zoo spoedig moet verhoogd worden. Zijne buitengewone capaciteit moet nog blijken. De heer REIGERSMAN meent, dat de heele fout schuilt in de benaming' van de functie van dezen ambtenaar. Als hij inspecteur genoemd werd, dan zou er wellicht gereede aan leiding bestaan voor eene hoogcre bezoldiging. De heer JACOBY wijst erop, dat dan in de allereerste plaats de opzichter der beplantingen voor eene andere titulatuur in aanmerking zou kunnen komen. Waarom dien man geen directeur genoemd Deze ambtenaar heeft reeds ongeveer 30 dienstjarenzijne werkzaamheden zijn veel omvattender dan van een opzichter bij de gemeentewerken en zijn salaris komt dan in verhouding daarmede niet overeen. Spreker herinnert echter aan de woorden, vroeger bij zekere gelegenheid door den heecr RomboutS in deze vergadering geuit, dat het er niet op aan komt, hoe men iemand tituleert, maar hoe men hem renumereert. Betaal den man, wat hij waard is, doch laat hem eerst blijken geven, dat hij het werkelijk waard is. De heer REIGERSMAN doet opmerken, dat het hier eene geheel nieuwe betrekking is en dat deze ambtenaar niet met de andere opzichters kan worden gelijk gesteld. Hij heeft een veel hoogeren werkkring, zoodat de man ook dienovereenkomstig dient bezoldigd te worden. De heer LIJDSMAN wijst er nogmaals op, dat deze ambte naar uitsluitend is aangesteld voor de meerdere werkzaamheden, welke uit de woningwet zouden voortvloeien. Vroeger werd datzelfde werk door de andere opzichters verricht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 274