9 December 1905. 275 De heer 1NQENHOUSZ meent nog deze vraag te moeten stellen, of zes maanden geleden, toen de opzichter De Zwart benoemd is, door burgemeester en wethouders zoo lichtvaardig is te werk gegaan, dat zij den aard der werkzaamheden aan die betrekking verbonden, niet voldoende zouden kennen. De bekende accuratesse van het college van burgemeester en wet houders doet vermoeden, dat de zaak eerst behoorlijk zal zijn onderzocht. Bovendien moet deze ambtenaar nog bewijzen ge ven van zijne buitengewone kunde. Spreker zal derhalve, na rijp beraad, stemmen tegen het voorstel van burgemeester en wethouders. De heer SASSEN heeft, door het nader advies van burge meester en wethouders, een anderen blik op de zaak gekregen. Dat advies heeft veel licht verschaft. Volgens spreker is het veel moeielijker voor eene goede toepassing van wetten en ver ordeningen te waken, dan met teekeningen om te gaan. Spreker vindt derhalve het onderscheid zeer billijk en kan heel goed medegaan met het voorstel. De titulatuur doet niets ter zake. Enkel wenschte spreker nog te weten, of De Zwart verhooging van salaris heeft aangevraagd. Indirect wel, antwoordt de voorzitter. De heer HEIjLAERTS meent, dat iemand, die nog zoo kort in dienst is, nog geen aanspraak kan maken op verhooging van wedde. De voorzitter zegt, dat hij deze zaak alleen in besloten vergadering voldoende kan toelichten. De heer SCHELTUS acht het wenschelijk, dat dan de dis- cussiën over dit onderwerp in besloten zitting worden voortgezet. De heer VAN HAL zegt, dat hij indertijd als wethouder tot deze benoeming heeft medegewerkt. Toen de woningwet in werking trad, stonden burgemeester en wethouders voor een moeielijk geval. Ze stonden voor de uitvoering eener wet, waarvan de portée niet volkomen begrepen werd. Er moest een ambtenaar komen, die de wet zou kunnen uitvoeren. En nu heeft de ervaring geleerd, dat die ambtenaar is de rechte man op de rechte plaats, hetgeen ook bevestigd wordt door de verschillende commissiën. Spreker meent, dat het bezit van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 275