280 9 December 1905. overlijden hunne weduwen en weezen verzekerd waren. En dat „voordeel is niet gering te schatten. „Bovendien, wanneer adressanten, in plaats van bij het ge- i,nieente-pensioenfonds, gedurende den tijd daarbij verzekerd, „deelgerechtigd waren geweest in het rijks-pensioenfonds, dan „zou van hen gewis een hooger bedrag aan pensioensbijdragen „gevorderd zijn geworden dan zij nu in het gemeente-pen- „sioenfonds gestort hebben. „Gronden van billijkheid, om aan adressanten mcerbedoelde „teruggave te verlcenen, vinden wij derhalve niet aanwezig. „Wel daarvoor, dat de gcheele som van het overschietend „bedrag eigendom blijft van het pensioenfonds. „Gedurende al den tijd toch, dat adressanten deelgerechtigd „waren in het pensioenfonds, hebben zij de zekerheid gehad, „dat zij en hunne weduwen en weezen verzekerd waren, ter- „wijl het fonds ook het risico droeg bij hun eventueel over lijden pensioenen aan hunne weduwen en weezen en aan „vier der adressanten, die meer dan tien dienstjaren tellen, „eventueel invaliditeitspensioenen te moeten uitkeeren. „Eene wijziging der pensioenverordening zal echter noodig „zijn, alvorens eene gunstige beschikking kan worden geno- „men op het verzoek van adressanten om teruggaaf van ge storte bijdragen, benoodigd voor hun inkoop in het rijks- pensioenfonds. Want teruggaaf van gestorte bijdragen is bij „art. 27 dier verordening slechts in twee gevallen geregeld. „In het eerste geval, wanneer de tijdelijk aangestelde amb tenaar niet definitief wordt benoemd en in het tweede geval, „indien tot eene vermindering van pensioensbijdragen wordt „overgegaan. „En evenmin kunnen wij in het bepaalde bij de 4de zin- Snede van art. 28 der pensioenverordening aanleiding vinden, „om in deze van toepassing te verklaren, omdat, naar onze „tneening, die zinsnede volgens hare bewoordingen alleen op ,,'t oog heeft het geval, dat tengevolge van eene overeenkomst „tusschen de gemeente en het Rijk eerstgenoemde aan 't Rijk „hare verplichting tot uitkeering overdraagt, van hoedanige „overdracht in liet onderhavige geval geen sprake is. „Op grond van vorenstaande beschouwingen hebben wij de „eer uwen raad voor te stellen „lo. aan artikel 27 der pensioenverordening de volgende „zinsneden toe te voegen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 280