290
9 December 1905.
Wanneer men de werkzaamheden van de hoofd- en andere
opzichters nagaat, dan bevreemdt het spreker, dat zij niet tevens
het toezicht kunnen uitoefenen op de kleine bouwwerken. Had
de gemeente groote werken uit te voeren, dan zou dit de zaak
veranderen. Spreker heeft zich dan ook afgevraagd, wat de
gemeente met al die opzichters doen moet.
De voorzitter wijst erop, dat in Den Bosch heel wat
meer personeel aan de gemeentewerken verbonden is dan hier
ter stede. En toch wordt daar voor elk klein werk nog een
buitengewone opzichter aangesteld.
De heer VAN KEPPEL vraagt, of de regeling van de werkzaam
heden der opzichters dan wel goed is. Thans verrichten zij
hoofdzakelijk administratief werk.
Spreker meent echler, dat het voornaamste personeel ook het
voornaamste werk moet doen, zoodat het toezicht zoo weinig
mogelijk aan tijdelijke opzichters moet worden opgedragen.
De heer SASSEN acht de redeneering van den heer Van
Keppel niet juist. Buitengewone opzichters zijn noodig voor
de uitvoering van bouwwerken. Deze kunnen niet voor kantoor
werkzaamheden gebezigd worden.
De heer ROMBOUTS meent, dat, wanneer geen tijdelijke
opzichters meer worden aangesteld, het vaste personeel weer
opnieuw zou moeten worden uitgebreid. De ondervinding heeft
geleerd, dat overal veel controle noodig is. Wanneer burge
meester en wethouders eene openbare aanbesteding houden,
moeten er zeer overwegende redenen bestaan, om het werk
niet aan den minsten inschrijver te gunnen. Wel kan twijfel
bestaan, of er altijd genoeg toezicht, maar niet of er te veel
toezicht is. Het aanstellen van buitengewone opzichters gebeurt
dan ook elders algemeen.
De heer L1JDSMAN acht het wel noodig, om voor groote
werken een buitengewoon opzichter aan te stellen, doch niet
voor kleine werken, zooals die hier ter stede meestal plaats
hebben. Spreker meent, dat deze geregeld kunnen gecontroleerd
worden door de bestaande opzichters.
De heer TEYCHINÉ betoogt, dat niets de gemeente belet^
om steeds den besten aannemer het werk te gunnen. Wanneer