9 December 1905.
305
Afd. IV. Volgn. 13. Art. 1 c.
„In alle aldeelingen werd de eventueele afschaffing der voor-
„jaarskermis ter sprake gebracht.
„In eene der afdeelingen vond men dit algemeen gewenscht,
„mits aanvankelijk de najaarskermis op den gewonen tijd be-
„paald blijft.
„Bij eene andere afdeeling was slechts een lid ervoor en de
„overige leden op verschillende gronden daartegen, terwijl in
„de derde afdeeling zich de leden daarover vooralsnog niet
„wenschten uit te laten."
ANTWOORD:
„De uitgesproken wensch, om de voorjaarskermis af te schaf
fen, heeft geen meerderheid bij burgemeester en wethouders
„kunnen verkrijgen. Diensvolgens kan dienaangaande geen voor
stel door burgemeester en wethouders gedaan worden."
De heer SCHELTUS zegt, dat, aangezien hij een dergenen
is, die de afschaffing der voorjaarskermis heeft ter sprake ge
bracht, hij ook de redenen wenscht mede te deelen, welke
hem daartoe genoopt hebben.
Eenige maanden geleden was spreker met den heer Van
Keppel overeengekomen om een beweging op touw te zetten,
ten einde tot afschaffing van een der beide kermissen te ge
raken. Vooraf zou men hierover het gevoelen inwinnen van de
andere raadsleden. De heer Van Keppel nam op zich, daarover
te conferecren met die leden, wier geslachtsnaam begint met
een der letters A tot en met L, terwijl spreker de leden, wier
geslachtsnaam begint met een der letters M tot en met Z voor
zijne rekening nam.
Tot dat einde heeft spreker zich gewend tot de betrokken
raadsleden, die allen, met uitzondering van den heer Rombouts,
hunne instemming betuigden met de afschaffing van ééne ker
mis. De heer Rombouts wenschte zich niet te verklaren. Daarop
heeft spreker aan den heer Van Keppel den stand der zaak
medegedeeld, en werd als toen overeengekomen, dat men de
zaak zou laten rusten tot bij de behandeling der gemeente-
begrooting.
Inmiddels werd het publiek door middel van de pers met het
voornemen in kennis gesteld en werd zelfs in een der plaat-