72 1 April 1905. „de brandkranen, voor elk mondstuk der slang tot hoogstens „16 rn.M. middellijn, per half uur of een gedeelte daarvan bc- „taald drie gulden. Art. 4. „Door de maatschappij wordt betaald voor den persoon, die „door den directeur der waterleiding met het toezicht geduren- ,,de den brand wordt belast, voor het eerste uur één gulden en „voor elk daaropvolgend uur of een gedeelte van een uur dertig „cent; den tijd te berekenen van het tijdstip af, dat van de „brandkranen wordt gebruik gemaakt. Art. 5. „De maatschappij is niet gerechtigd schadevergoeding te „eischen, wanneer de levering van water tijdelijk niet zou kun- „een plaats hebben. Art. 6. „Het is der maatschappij verboden hare rechten, welke zij „aan deze overeenkomst ontleent, hetzij aan eene andere ge beente of maatschappij, hetzij aan een of meer bijzondere per- „sonen, over te dragen, zonder goedkeuring van den gemeen- „teraad van Breda. Art. 7. „Alle geschillen van welken aard ook uit deze overeenkomst „voortspruitende, hetzij die betreffen de hoeveelheid verbruikt „water, de bediening, de vergoeding voor toegebrachte schade „of hoe anders genaamd, worden beslist door burgemeester en „wethouders, behoudens beroep op den gemeenteraad. Art. 8. „De kosten van zegels, eventueel van registratierechten, en „verder alle kosten van dien aard, welke uit deze overeenkomst „mochten voortspruiten, komen ten laste der „Bredaschc Bouw- „grondmaatschappij." Art. 9. „Door de „Bredasche Bouwgrondmaatschappij" wordt ter zake „van de uitvoering der voorwaarden van deze overeenkomst „domicilie gekozen ter griffie van de arrondissements-recht- „bank te Breda of van het rechterlijk college, dat daarvoor „eventueel in de plaats zal treden."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 72