21 Januari 1905.
9
meerdere leden is opgevallen, dat thans een stap verder wordt
gegaan, waar in het rapport ook gesproken wordt van de
rooiing van overtollige boomen. Spreker meent, dat deze zaak
ernstige overweging verdient, daar hij van oordeel is, dat thans
een begin wordt gemaakt om aan het Valkenberg eene andere
bestemming te geven. Men zal er van maken een park en het
karakter van bosch er geheel aan ontnemen. Spreker vraagt,
of burgemeester en wethouders daaraan wel de noodige aan
dacht geschonken hebben en of er enkel zieke boomen zullen
worden gerooid, dan wel de zoodanige, die nog best behouden
kunnen blijven. Gaarne zal spreker daarbij een afdoend ant
woord ontvangen.
De heer SCHELTUS zal gaarne antwoorden op de vraag, of
burgemeester en wethouders de zaak vooraf wel ernstig over
wogen hebben. Toen de opzichter der beplantingen het plan
bij burgemeester en wethouders indiende, was de heer Rom-
bouts de eerste, die de opmerking maakte, dat hij zich met het
plan niet kon vereenigen, omdat hij erin zag eene vernieling
van het Valkenberg. Daartoe uitgenoodigd door den opzichter
der beplantingen, hebben eerst de wethouders de burgemeester
was toen verhinderd alle boomen, die voor rooiing zijn aan
gewezen, zorgvuldig nagegaan, waarbij de heer Rombouts tot
de conclusie kwam, dat er geen enkele kon blijven staan. Het
grootste gedeelte bestaat uit door en door zieke boomen
andere bezitten geen groeikracht of groeien slechts aan een
kant met het oog op de omgeving. Zij zijn een schande voor
het bosch of park, waarin zij zich bevinden. Men mag daarin
toch geen wanstaltige boomen dulden.
De meening, dat van het Valkenberg een park zal worden
gemaakt, is onjuist. De thans voorgestelde rooiing zal aan het
karakter van bosch niets ontnemen. Men zal er haast niets van
merken.
Er zijn boomen, zegt spreker, die reeds 16 jaar geleden ge
plant zijn, doch zoo slecht groeien, dat ze noodwendig opge
ruimd dienen te worden. Enkele zijn, in schijn misschien, nog
goed gezond, doch in verband met de omgeving dienen ze als
overtollig te worden aangemerkt.
Een paar dagen, nadat de wethouders de boomen in oogen-
schouw hadden genomen, is ook de burgemeester zich van
den toestand gaan overtuigen, die daarop eveneens verklaarde,