100
7 April 1906.
opgezegd. Aan den singel moet nog zooveel veranderen, voor
dat hij bepaald schoon genoemd kan worden, zoodat het ver
zoek gerust kan worden toegestaan. Het spijt spreker derhalve»
dat hij niet kan medegaan met het prae-advies van burgemees
ter en wethouders, doch dat hij zich genoopt gevoelt aan den
raad voor te stellen, het verzoek van Vriens in te willigen.
De heer L1JDSMAN wil gaarne het voorstel van den heer
Reigersman steunen op dezelfde gronden, als door dien spre
ker zijn aangevoerd. Hij zal derhalve stemmen voor de inwil
liging van het verzoek.
De voorzitter wijst erop, dat het hoogste gedeelte van
het terrein nog 75 c.M. gelegen is beneden de kruin van den
weg. Het ligt in de bedoeling, om de baggerspecie uit de
singelgrachten, naar gelang gebaggerd wordt, daar ter plaatse
op te bergen. Na enkele jaren wordt het dan een terrein van
groote waarde. Bovendien is het de eenige plaats, waar gele
genheid bestaat de bagger uit te storten, zoodat de gemeente
veel geld zou moeten uitgeven, om die specie elders kwijt te
raken.
De heer 1NGENHOUSZ betoogt, dat van dit alles uit het
prae-advies niets blijkt. Verder geeft spreker zijne verwonde
ring erover te kennen, dat burgemeester en wethouders bij
hunne zienswijze zijn blijven volharden, niettegenstaande de
raad in de vorige vergadering reeds duidelijk genoeg had te
kennen gegeven, dat hij het verzoek wenscht toe te staan.
De heer VAM KEPPEL vermoedt, dat het wel geen bezwaar
zal opleveren, om een gedeelte van het terrein te reserveeren
voor het opbergen der baggerspecie. Zoodoende zou èn het
belang van Vriens èn dat van de gemeente gediend kunnen
worden. Waar het terrein eene oppervlakte heeft van W H.A.
kan gevoegelijk k H.A. voor de gemeente gereserveerd worden.
De heer TEYCHINÉ vraagt, of Vriens het geheele terrein
in huur verlangt.
De heer STAAL geeft in overweging een gedeelte af te staan
en de rest ter beschikking van de gemeente te houden. Er
kan dan allereerst worden aangevangen met het dempen der
kuilen.