ONTWERP. 28 April 1906. Tegenwoordig de heeren J. LIJDSMAN, L. A. M. VAN MIERLO, B. C. VAN DONGEN, J. A. J. W. VAN HAL, jhr. mr. A. REI GERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, A. J. A. VERSCHRAAGE, mr. W. INQENHOUSZ, mr. M. P. M. VAN DAM, W. G. H. ROM- BOUTS, A. P. SCHELTUS, A. F. SMITS, Ph. L. JACOBY, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, J. W.J. VISSERS, W.J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL, J. R. baron VAN KEPPEL, H. A. SASSEN en E. H. A. GULJÉ, burgemeester, voorzitter. Afwezig de heer F. J. M. HEIJLAERTS. De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de notulen van het verhandelde in de vergadering van 7 April 1906,over eenkomstig het bepaalde bij art. 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor d: leden hebben ge legen en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt, of eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen. De heer VAN DAM wijst op eene omissie in hetgeen ver meld staat op pagina 107 van de gedrukte notulen. Daar staat: de heer VAN DAM is het eens met den lieer Rombouts. Dit moet zijn de heer VAN DAM is het niet eens met den heer Rombouts, zooals trouwens ook uit het verder genotuleerde blijkt. Behoudens inachtneming dezer wijziging worden de notulen van voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 113