13 Januari 1906. 11 Transport f 490,— f 3213,— 2- „aankoop van wisschers enz. „reparatie van wapenen (begre pen in post c der begroote uitgaven) 132, - 624,— Als boven f 3837,— „Ten aanzien der rustende schutterijen zegt de wet „van 11 April 1827 Staatsblad no. 17) in art. 74 het vol gende: „De rustende schutterijen kunnen in tijd van vrede tot „geetie diensten worden opgeroepen, dan die tot derzetver „instandhouding worden vereischt, onverminderd echter, dat „wanneer een plaatselijk bestuur oordeelen mocht, de be haring der publieke rust of de veiligheid der gemeente de „tijdelijke medewerking dier schutterij te vorderen, dezelve „alsdan daartoe zullen kunnen worden opgeroepen, en zij „tevens gehouden zullen zijn daaraan te gehoorzamen. „Bij elke der rustende schutterijen zal een schuttersraad bestaangewoonlijk samengesteld als bij art. 64 omtrent „de dienstdoende schutterijen is gezegd, en een auditeur, als bij art. 66 voor de dienstdoende schutterijen is be- „paald, terwijl insgelijks een der leden van den raad tevens „als secretaris bij denzelven zal fungeeren. „Zouden de tegenwoordige functionarissen geen bezol diging meer ontvangen, dan valt er niet veel op te „rekenen, dat zij in functie zullen blijven. „Doch, afgescheiden hiervan, rijst de vraag, of het te „billijken zou zijn, om plotseling hunne bezoldiging in te „trekken „Zooals reeds meermalen gezegd isde wettelijke ter- „mijn van opheffing der schutterij is 2 Augustus 1907. „Eerstop dien datum hebben ongetwijfeld de functio narissen de opheffing te gemoet gezien. „Een en ander overwegende, hebben wij de eer U voor „is stellen a. „aan H. M. de Koningin te verzoeken, de dienstdoende „schutterij alhier in eene rustende te doen overgaan. „En in Art. 75:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 11