28 April 1906.
121
De heer VAN HAL wijst erop, dat men in den winter een
onbelemmerd uitz'cht heeft over de gcheele lengte der rivier.
Het onooglijk gezicht, dat verkregen z il worden op de achter
zijde der woningen dient zooveel mogelijk te worden wegge
nomen, doch spreker wil gaarne aan burgemeester en wethouders
overlaten, op welke wijze erin voorzien kan worden.
De heer VAN MIERLO doet opmerken, dat het plaatsen
eener schutting ook zijne bezwaren heeft. Misschien ware het
meer gewenscht de achlerzijde der woningen door eenig bosscha
ge aan het oog te onttrekken. Spreker wil het echter gaarne aan
het oordeel van burgemeester en wethouders overlaten.
De heer REIGERSMAN meent eveneens, dat het plaatsen
eener schutting veel bezwaar oplevert. Daardoor toch wordt
aan de bewoners der te bouwen huizen zelve het vrije uitzicht
op de achter gelegen velden benomen.
De voorzitter stelt voor, aan burgemeester en wethou
ders over te laten, om, wanneer blijkt, dat hinder of misstanden
zullen ontstaan, in het contract zoodanige bepalingen op te
nemen, dat hierin door den aanvrager op zijne kosten en vol
gens aanwijzing van burgemeester en wethouders moet worden
voorzien.
De heer VISSERS vindt deze bepaling eenigszins vaag en
vraagt, of niet van te voren bepaald kan worden, welke maat
regelen door den adressant moeten getroffen worden.
De heer STAAL vraagt, of het wel noodig is nog heden
eene beslissing te nemen. Spreker zou deihalve in overweging
willen geven, de zaak aan te houden.
De heer SASSEN meent, dat de zaak spoed vereischt en
wel voor afdoening vatbaar is. Overigens is spreker van oor
deel, dat de bezwaren erg overdreven zijn. Er zullen daar
flinke woningen worden gebouwd en voor de veiligheid der
bewoners zelfs zal wel voldoende voor eene behoorlijke af
scheiding worden gezorgd.
De voorzitter geeft alsnu in overweging de ontwerp-
voorwaarden goed te keuren, behoudens inlassching eener
bepaling, waardoor aan de geopperde bezwaren wordt tegemoet