140 19 Mei 1906. De heer HE1JLAERTS betoogt, dat men eene beplanting met groenblijvende planten reeds aanstonds ondoorzichtig kan ma ken. Daarvoor zouden coniferen of thuya's gebezigd kunnen worden. De voorzitter wijst erop, dat er jaren overheen gaan eer die planten eene voldoende hoogte hebben bereikt. De heer SLECHTRIEM kan zich eveneens vereenigen met de zienswijze van den heer Reioersman. Eene planken schut ting is te kostbaar en door beplanting kan het terrein even goed aan het oog der wandelaars onttrokken worden. De heer INGENHOUSZ geeft in overweging een doornen haag te planten, welke dan met palen en prikkeldaad kan worden beschermd. De heer SASSEN zegt, dat hij aanvankelijk was tegen de verhuring van het terrein. Nu daartoe echter besloten is, geeft hij ook de voorkeur aan eene afscheiding door beplanting, het geen dan zou kunnen geschieden volgens aanwijzing van den heer Waals. De heer STAAL zou een gedeelte van het terrein willen reserveeren. De beplanting zou op kosten van Vriens kunnen worden aangelegd, doch verder het eigendom der gemeente blijvén. De heer VAN HAL doet opmerken, dat het terrein ongeveer een meter lager ligt dan de kruin van den weg. Er zullen dus wel eenige jaren overheen gaan, alvorens een doornen haag zoo hoog is, dat het terrein aan het oog onttrokken is. De heer HEIJLAERTS wijst erop, dat hij niet gesproken heeft van een doornen haag, maar wel van coniferen en thuya's. Deze kunnen reeds aanstonds tot eene voldoende hoogte ge plant worden. De voorzitter vraagt, of het voorstel van den heer Rei gersman ondersteund wordt, waarop verschillende leden be vestigend antwoorden. De heer VAN KEPPEL acht de afscheiding door middel eener planken schutting zeer slecht, omdat deze, meer dan iets anders, den singel ontsieren zal. Wat nu de beplanting aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 140