160 16 Juni 1906. dien Utrechtschen deskundige. Maar zoo iemand kost veel geld en het is dan ook uit deferentie tegenover den raad, dat burgemeester en wethouders machtiging vragen om een des kundige aan te stelllen. In Urecht betaalde men ƒ400,— ci ƒ600,— per maand. De heer TEYCHINÉ zegt, dat door hem het voorstel is ge daan, wijl hij meende, dat burgemeester en wethouders niet geneigd waren zelf een deskundige aan te wijzen, ofschoon die volmacht reeds vroeger gegeven was. Het rapport behoeft niet eenzijdig te zijn en daarom zou speker er zich wel mede kunnen vereenigen om meerdere deskundigen aan te wijzen. Voorlichting is in ieder geval zeer gewenscht, doch de zaak behoeft daarom niet op de lange baan geschoven te worden. Spreker acht het van het grootste belang voor de concessie aanvragers, dat ze weten, waaraan ze zich te houden hebben. De heer VAN KEPPEL betwijfelt niet, dat de uitspraak van één deskundige niet onpartijdig zal zijn. Doch die deskundi ge kan beïnvloed zijn door zijne studie, zijne opleiding en de opvatting, die hij van de zaak heeft. Met dat rapport van Utrecht wordt niets bewezen. Daarom blijft spreker de benoe ming van één deskundige onvoldoende achten. De heer L1JDSMAN meent, dat het in de bedoeding ligt, deze zaak aan burgemeester en wethouders over te laten. De heer ROMBOUTS zegt, dat de raad burgemeester en wethouders nog niet gemachtigd heeft, om over een zeker be drag te beschikken, noodig voor een deskundige. Na eenige onderlinge bespreking wordt, overeenkomstig het voorstel van den heer INQENHOUSZ, besloten de aanwijzing van deskundigen aan burgemeester en wethouders over te laten. De heer VERSCHRAAQE vraagt, of nu ook is uitgemaakt, of er één of meer deskundigen zullen worden aangewezen. De heer SCHELTUS antwoordt hierop, dat het beste is, dit geheel aan burgemeester en wethouders over te laten. 12. Schrijven van burgemeester en wethouders alhier, daar bij, onder nadere overlegging van de stukken, betrekkelijk de verbetering van den woningtoestand aan het Nonnenveld,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 160