16 Juni 1906. 161 voorstellende alsnu het plan overeenkomstig art. 83 der ont eigeningswet vast te stellen en de perceelen aan te wijzen, welke onteigend zullen worden. Niemand hiertegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig besloten. 13. Adres van A. P. de Groot, rentmeester van het bur gerlijk armbestuur alhier, daarbij verzoekende zijne jaarwedde te willen verhoogen. Bij dit adres is gevoegd een schrijven van het burgerlijk armbestuur voornoemd, strekkende tot ondersteuning van het gedaan verzoek. De voorzitter vraagt, of de raad dit adres in behande ling wenscht te nemen. De heer SCHELTUS geeft in overweging het adres te ver zenden naar burgemeester en wethouders om prae-advies. Waartoe besloten wordt. 14. Adres van A. A. Meeuwesen, wonende te Breda, daarbij, onder aanbieding zijner brochure, getiteld „de Exploitatie van de Bredasche gasfabriek en waterleiding in verband met de stijging der gemeentelijke belastingen", verzoekende den inhoud dier brochure in behandeling te willen nemen. De voorzitter stelt voor dit adres te verzenden naar burgemeester en wethouders en de commissie van bijstand in het beheer der gasfabriek en waterleiding om prae-advies. Waartoe zonder bedenking besloten wordt. De heer VERSCHRAAGE vraagt, of nu ook een rapport dienaangaande te wachten is, waarop de voorzitter be vestigend antwoordt. De heer VAN HAL wijst erop, dat de adressant wellicht geen genoegen zal nemen met het rapport der commissie. Wat moet er dan gebeuren? Spreker heeft nog nooit gehoord, dat een particulier met bepaalde vragen over het huishoudelijk beheer bij den raad komt, en vreest, dat men met deze zaak den verkeerden weg opgaat. De raad is de vertegenwoordiger van de burgerij. Wanneer deze meent, dat de leden hunne

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 161