16 Juni 1906.
163
De heer VAN KEPPEL wenscht een woord van protest te
doen hooren tegen de woorden van den heer Van Hal en
verder een woord van hulde te brengen aan den heer Meeu
wesen, die zoo geheel belangeloos op zich genomen heeft,
deze zaak te onderzoeken en daarover eene brochure te schrij
ven. De commissie moest er naar hunkeren, om de beweringen
van den heer Meeuwesen te kunnen weerleggen. De brochure
heeft in hooge mate indruk gemaakt bij het publiek en de ge
moederen van velen zeer verontrust. Er staan verschillende
cijfers in, waaruit men zou moeten opmaken, dat het beheer
van beide bedrijven niet deugt. Onder anderen wordt beweerd,
dat er een jaarlijksch gasverlies is van 286 000 M8. Zoo'n
hoog cijfer is bijna niet aan te nemen, want dan zou de heele
stad wel vergiftigd moeten zijn. Spreker meent dan ook, dat
de gascommissie er prijs op moest stellen zulke cijfers te
kunnen weerleggen.
De heer VAN HAL wijst erop, dat de leden zijn betoog
blijkbaar niet goed begrepen hebben. Spreker heeft de brochure
niet aangerand, doch alleen ertegen gewaarschuwd, om op
dergelijk geschrijf in te gaan. Dit neemt intusschen niet weg,
dat,|a!s er nuttige wenken in voorkomen, deze ter harte geno
men kunnen worden. Wat nu de cijfers betreft, daaraan hecht
spreker niet veel waarde, gedachtig aan wat men noemt: l'art
de grouper les chiffres.
Wanneer nu echter deze brochure zal weerlegd worden, dan
zou er weer iemand kunnen komen, die eene tweede brochure
schrijft. Moet de raad dan hierop andermaal antwoorden?
De heer SASSEN doet opmerken, dat wel besloten is, het
adres met de brochure te zenden aan de betrokken commissie,
doch dat deze zal te overwegen hebben, of zij al dan niet een
omstandig rapport wenschelijk acht.
Verder wordt deze zaak niet besproken.
15. Voorstel van burgemeester en wethouders met betrek
king tot de aanstelling van een assistent bij den dienst der
plaatselijke belastingen, tevens bevolkingsagent, luidende als
volgt
„Wij hebben de eer U in herinnering te brengen, dat bij de
„behandeling der gemeente-begrooting, dienst 1906, in uwe
„vergadering van den 9. December 1905 (zie raaadsnotulen