14 Juli 1906.
183
no. 80, waarbij, te rekenen van 1 Juli 1906, de dienstdoende
schutterij en hare leden voor deze gemeente voor de toepas
sing der wet op de schutterijen met de rustende schutterij en
hare leden zal zijn gelijk gesteld.
De voorzitter stelt voor, dit schrijven voor kennisgeving
aan te nemen.
De heer SMITS vraagt of het in de bedoeling ligt van het
dagelijksch bestuur aan de opheffing der schutterij eenig offi
cieel karakter te geven.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de opheffing der
schutterij eerst plaats heeft met 1 Augustus van het volgend
jaar, zoodat op dat tijdstip iets zou kunnen gedaan worden.
Thans is alleen bepaald, dat de dienstdoende schutterij met
eene rustende is gelijk gesteld.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten
overeenkomstig het voorstel des voorzitters.
6. Adres van Jhr. E.H. Prisse, M. Preiswerk en J. Schotel,
de beide eerstgenoemde wonende te Brussel en laatstgenoemde
te Rotterdam, daarbij verzoekende op hun adres van 24 Fe
bruari 1906, betreffende den aanleg en de exploitatie van een
electrischen tramweg, gunstig te willen beschikken, onder
mededeeling, dat sedert gemeld tijdstip overeenkomsten zijn
gesloten met de directiën der Ginnekensche tramwegmaatschappij
en de tramweg-maatschappij Breda-Mastbosch, waardoor, bij
verleening der concessie aan adressanten, de aangelegenheden
met genoemde maatschappijen zijn geregeld.
De voorzitter stelt voor, dit adres te voegen bij de
overige stukken, op de electrische tramlijnen betrekking heb
bende, welke aan burgemeester en wethouders zijn gezonden
om prae-advies.
De heer 1NGENHOUSZ vraagt, of het rapport van burge
meester wethouders spoedig kan worden tegemoet gezien.
De voozitter antwoordt hierop, dat burgemeester en
wethouders, nu 14 dagen geleden, eene conferentie hebben
gehad met een deskundige op electrisch gebied en aan dezen
de opdracht hebben gedaan, om met de samenstelling van een