190 14 Juli 1906. gekomen. Tegenover het servituut tot onderhoud van dien weg, staat ook het recht van beplanting, dat Breda bezit. Spreker meent, dat Breda hierdoor een groot recht zou prijs geven. De heer HEIJLAERTS wenscht, naar aanleiding van het ge zegde van den heer van Hal, dat men niet opposant moet wezen tegenover eene naburige gemeente, te doen opmerken dat Teteringen tegenover Breda nooit meegaande is geweest. Als oudste lid van den raad zou spreker daarover verschillende voorbeelden kunnen aanhalen. Zoo onder anderen ten opzichte van het bouwen eener sluis. Die zaak heeft meer dan driejaar geduurd en veroorzaakte heel wat moeilijkheden. De heer INQENHOUSZ is het geheel eens met den heer van Hal, dat de toestand van den weg slecht is, doch aan wie de schuld. Bij de behandeling der gemeente-begrooting heeft spre ker er herhaaldelijk op aan gedrongen, om elke bijdrage in het onderhoud van den weg naar den Roskam te weigeren, wan neer ook dat gedeelte in den Zandberg niet verbeterd werd Ginneken heeft daar echter nooit iets aan gedaan, maar steeds gezorgd voor het onderhoud van den weg in eigen gemeente Spreker acht thans geen enkel argument aanwezig, om op het voorstel van Teteringen in te gaan, en meent hierbij nog te moeten wijzen op de houding van Teteringen ten opzichte van het leggen van buizen in den Zandberg. Deze zaak is bij den Raad van State in behandeling geweest en bij Koninklijk besluit toegestaan. Toch werd het leggen dier buizen door Teteringen belet. En wat betreft de buizen, welke reeds in dien weg liggen, zou Teteringen ertoe kunnen overgaan, het gebruik daarvan op te zeggen. De heer VAN HAL wijst erop, dat gedane zaken geen keer hebben. Wat betreft het sluisje, door den heer Heijlaerts ge noemd, betoogt spreker, dat de houding van Teteringen des tijds alleszins billijk was. Het gold toen eene belemmering van de waterleiding dier gemeente, als gevolg van het vergraven der vestingwerken. Spreker meent, dat aan Ginneken nooit het verzoek is ge richt, om verbeteringen van dien weg aan te brengen, ofschoon Breda daarin haar tantième moet betalen. De oorzaak van den slechten toestand van den weg moet gezocht worden in het bebouwen van de aangrenzende perceelen. Het eerste werk, om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 190