194 14 Juli 1906. De heer VISSERS zegt het volgende: „Mijnheer de voorzitter. Ten eerste mijn dank voor het door „U gevraagde advies aan de Kamer van Arbeid in deze zaak. „Het was vooruit wel te voorzien, dat het op haar weg lag in „deze te adviseereii; het spijt mij echter, dat het Dagelijksch „Bestuur daar of weinig notitie van nam öf zich liever dat „zaakje van de schouders wilde schuiven, althans het prae- „advies van burgemeester en wethouders houdt zoo weinig in, „dat het daarvan wel den dunk geeft. „Dat de Kamer van Koophandel daarin slecht kon treden en „het niet op haar weg lag daarin te kunnen adviseeren, was „bereids te begrijpen, echter verzoek ik den raad èn prae-advies „èn de beide rapporten aan de pers te geven, opdat de belang- „hebbendeti dan weten hoe over de voor velen zoo belang rijke kwestie gedacht wordt door hen die het weten moeten „en door hen die het weten kunnen. „In het prae-advies wordt beweerd, dat het gemeentebestuur „niet kan treden in de zaken tusschen patroon en werkman en „dat is mijns inziens onjuist; niet alleen echter volgens mij, „maar ook volgens andere meer op de hoogte zijnde officiëele „personen en gemeenten. „Immers in 1896 beweerde Jhr. mr. Boreel van Hoogelanden, „burgemeester van Haarlem, dat het doel der gemeente moet „zijn omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur het „voorbeeld te geven, want dat het in het algemeen belang is en „dus ook in het belang van de gemeente, dat de arbeidet, „beter dan vroeger, de gelegenheid zal hebben zich geestelijk „te ontwikkelen en zijn huiselijk leven te veraangenamen. „Dat de ondervinding geleerd heeft dat hij, n.l. Mr. Boreel, „tot de conclusie kwam dat er soms een belangrijk verschil „bestond tusschen den hoogsten en laagsten inschrijver, hoewel „de bouwstoffen even duur van inkoop kosten, en dat verschil „verhaald werd op den arbeider. „Dat onder dergelijke omstandigheden bij den arbeider geen „liefde tot zijn werk bestaat is zeer begrijpelijk, te meer wijl „in vele gevallen de werkgever speculeert op de werkeloosheid „van den arbeider. „De gemeente moet voorgaan in het voorschrijven van bepa lingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur, omdat „zij in de eerste plaats goed werk mag en kan verwachten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 194