14 Juli 1906. 201 Er kan dus geen bezwaar zijn, om dat voorbeeld te volgen. Wanneer nu ook de werkman eene goede woning krijgt, waar naar gestreefd wordt, en de werktijd is niet te lang, dan zal hij zich ook meer dan tot dusver aan zijn gezin kunnen wij den. Bij de vaststelling van een behoorlijk loon, bestaat het vooruitzicht, dat we ook goede werklieden in de gemeente zullen krijgen, hetgeen spreker in het belang acht van den werkgever, van den werknemer en van de maatschappij in het algemeen. De heer 1NQENHOUSZ vraagt, of bij de voorstelling van een maximum-arbeidsduur geen overwerk meer verricht mag worden. De heer VISSERS antwoordt hierop, dat dit niet verboden is, doch in ieder geval uitzondering moet blijven, en de werk lieden er ook niet toe gedwongen kunnen worden. Bovendien moet overwerk ruimer betaald worden. De heer LIJDSMAN betoogt, dat bij de vaststelling van een minimum-loon ook eischen kunnen gesteld worden voor de werklieden, en men heeft het recht te verlangen, dat de werk lieden aan de gestelde eischen voldoen. De heer ROMBOUTS zegt, dat hij evenveel gevoelt voor het lot van den werkman, als wie ook. Spreker meent echter, dat het hier eene zaak geldt tusschen werkgever en werkman. Zou de gemeente hierin treden, dan diende zij ook de eischen te stellen, waaraan de werkman moet voldoen. En dat is niet mogelijk. Bovendien wenscht spreker niet, dat de werkman onder curateele wordt gesteld en de staatsalmacht zich over hem uitstrekt. De heer JACOBY acht het noodzakelijk, dat de werkman beschermd wordt tegen zich zelf en tegen uitbuiting van som mige gewetenlooze werkgevers. De werkman staat in menig opzicht al onder curateele. De woningwet, de arbeidswet, de leerplichtwet, de vaccinewet en meer andere bevatten reeds dwingende bepalingen. Die bepalingen strekken echter in het algemeen belang. De heer STAAL vraagt, wat er geschiedt, als het prae-advies van burgemeester en wethouders wordt afgestemd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 201