14 Juli 1906. 203 Zonder verdere bedenking wordt alsnn besloten overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wet houders. 18. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het adres van W. van Steen, gepensionneerd werkman der ge meente, verzoekende diens pensioen te willen verhoogen, zijnde dit prae-advies van den volgenden inhoud „Blijkens een aan uwe vergadering door W. van Steen „gericht adres, dat bij uw besluit van 16 Juni 1906 in onze „handen is gesteld om prae-advies, verzoekt deze, zijn pensioen „van 123,55 te verhoogen met 26,45, en alzoo te brengen „op 150,—. „Het is U bekend, dat art. 11a van het reglement op het „pensionneeren van vaste werklieden in dienst der gemeente Gemeenteblad no. 108) bepaalt het volgende: „In afwijking van het bepaalde in art. 8, zal aan hen, die op „21 Mei 1904 in dienst der gemeente waren en na twaalf jaren „onafgebroken dienst, wegens het bereiken van den 65-jarigen „leeftijd gepensionneerd worden, een minimam pensioen worden „toegekend van f150,— 'sjaars. „Aan adressant is bij ons besluit van 31 October 1904, op „grond van geneeskundig bewezen lichaamsgebreken, het hem „toekomende pensioen toegekend van 123,55, en niet kon op „hem voormeld art. 11a worden toegepast, omdat het motief „zijner pensionneering daarop geen betrekking heeft en hij in „elk geval den 65-jarigen leeftijd niet had bereikt. „Mitsdien viel hij in den gewonen regel van pensionneering „naar dienstjaren, welke regel met juistheid is toegepast. „Uit de beraadslagingen, gehouden bij het behandelen van „het voorbedoeld reglement in uwe vergadering van 21 Mei „1904, zal U echter blijken, hoe de meening weerklank vond, „dat de raad, als souvereine macht, in elk voorkomend geval, „buiten de verordening om, eene gratificatie kon toekennen. „En dewijl het hier geldt een man, die 23 achtereenvolgende „jaren de gemeente trouw en ijverig gediend heeft, meenen wij „uit het bovenstaande aanleiding te mogen nemen, U voor te „stellen, hem, bij uitzondering, toe te kennen, als gratificatie, een „bedrag van 26,45 per jaar, te rekenen van den tijd af, dat „zijn pensioen is ingegaan, n.l. 31 October 1904."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 203