14 JULI 1906. 205 De argumenten van burgemeester en wethouders noemt spreker niet steekhoudend. Hier geldt enkel de vraag, of een ambtenaar, hoofd van een tak van dienst, betaald wordt naar hetgeen hij praesteert. En deze vraag moet beslist ontkennend worden beantwoord. Men kan de opmerking maken, dat 1100,—een mooi salaris is in vergelijking met vroeger, toen die betrekking met 800,— bezoldigd werd, doch daartegenover staat, dat alle trakte menten vroeger veel lager waren. Spreker wenscht geene vergelijkingen te maken, doch enkel erop te wijzen, dat de rentmeester nog minder verdient dan andere ambtenaren, die geene cautie te stellen en geene ver antwoordelijkheid hebben. Door den heer De Groot is aan alle raadsleden een lijstje gezonden, waaruit de toename zijner werkzaamheden blijkt. Men heeft daaruit o. a. kunnen zien, dat in 1901 werden afge geven 477 bewijzen voor geneesmiddelen en in 1902 3659. Vroeger was het voldoende, dat voor elk huisgezin eenmaal zoodanige verklaring werd afgegeven, doch tegenwoordig wordt dat bewijs gevorderd bij elk ziektegeval. Dit is het gevolg van de gewijzigde statistiek. De werkkring van dezen ambtenaar is ook daardoor zeer uitgebreid en vereischt veel accuratesse. Waar spreker veronderstelt, dat burgemeester en wethouders met die omstandigheden niet genoegzaam bekend zijn geweest, wil hij iti overweging geven, dat door dit college alsnog een nader onderzoek zal worden ingesteld, om zoodoende tot een ander voorstel te geraken. Mocht hierop niet kunnen worden ingegaan, dan stelt spreker voor, de jaarwedde van den rent meester met 100,— te verhoogen, ofwel hem eene personeele toelage toe te kennen. De heer LIJDSMAN acht het niet noodig, in deze weer een nader onderzoek in te stellen. Spreker vertrouwt volkomen op de mededeelingen van den voorzitter van het burgerlijk arm bestuur en ondersteunt diens voorstel. De heer VAN HAL zegt, dat hij weinig heeft toe te voegen aan hetgeen door den voorzitter van het armbestuur is mede gedeeld. Als oud-voorzitter van het burgerlijk armbestuur heeft spreker den heer De Groot zien komen en jaren lang met hem samengewerkt. Steeds heeft hij met de meeste accuratesse gewerkt en nooit is hem eenige reprimande gegeven moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 205