206 14 Juli 1906. worden. Spreker meent dan ook, dat een salaris van 1100,— te laag is en geeft in overweging den titularis eene perso- neele toelage te verleenen van 100,— per jaar, met ingang van 1 Juli j.l. De heer ROMBOUTS is ten zeerste verwonderd over het geen hij over deze zaak gehoord heeft. Tot burgemeester en wethouders wordt het verwijt gericht, dat zij geene inlichtin gen hebben ingewonnen bij het burgerlijk armbestuur. Maar als de wedde te laag is, dan had het bestuur zelf met een voorstel voor den dag moeten komen. Dit verwondert spreker te meer, daar in 1902 de wedde pas herzien is en ook toen door het burgerlijk armbestuur niet op meerdere verhooging was aangedrongen. Wat betreft de vermeerderde werkzaamheden als gevolg van de statistiek, hoopt spreker, dat die last zoo spoedig mogelijk zal verdwijnen. De heer INGENHOUSZ is verbaasd over hetgeen door den heer Rombouts in het midden is gebracht, waar hij beweert, dat het burgerlijk armbestuur zelf met een voorstel voor den dag had moeten komen, terwijl van den anderen kant burge meester en wethouders het niet eens noodig hebben geacht, het gevoelen van het armbestuur in te winnen. Dat het arm bestuur niet zelf het voorstel heeft gedaan, is het gevolg van een besluit, dat eerst na ampele besprekingen genomen werd. Uit deferentie voor den raad en om de leden geheel vrij te laten, werd goedgevonden, dat de rentmeester zelf het verzoek tot den raad zou richten en dat het armbestuur daaraan zijne goedkeuring zou hechten. Dit is de zuivere toedracht der zaak. Men heeft den raad niet willen dwingen. De heer HEIJLAERTS wijst erop, dat er een parallel ge trokken is tusschen 1902 en 1906, doch uit alles blijkt, dat de werkzaamheden belangrijk vermeerderd zijn. De heer SASSEN doet opmerken, dat men de zaak van twee kanten kan beschouwen. Misschien zijn de argumenten voor eene traktenientsverhooging wel wat zwak. Spreker heeft echter niets tegen het verleenen eener personeele toelage. De heer INGENHOUSZ stelt voor, om aan den rentmeester eene personeele toelage te verleenen van f 100,— per jaar, met ingang van 1 Juli j.l.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 206