11 Augustus 1906.
231
te wenden, opdat deze de zaak nader zou kunnen onderzoeken.
Spreker wijst er verder op, dat iedere huismoeder en ook
de manufacturiers lompen verzamelen en aizoo feitelijk in strijd
handelen met de bestaande verordening.
Het verwerken der lompen, zooals dit door de lompenhan
delaren geschiedt, bestaat enkel in het sorteeren, om zoodoen
de den hoogst mogelijken prijs te kunnen bedingen. Verwijst
men nu al die inrichtingen buiten Breda, dan wordt de handel
onmogelijk en worden verschillende inwoners broodeloos ge
maakt. Dit kan nooit de bedoeling geweest zijn van de ver
ordening. Spreker zou daarom wenschen, dat de verordening
in dien geest werd gewijzigd, dat deze enkel geldt voor het
bewaren van beenderen. Men late den lompenhandel vrij, onder
waarborgen voor de volksgezondheid.
Spreker meent er nog op te moeten wijzen, dat de inrichting
van adressant zoo zindelijk mogelijk is en stelt ten slotte voor,
het adres te verzenden naar burgemeester en wethouders om
prae-advies, ten einde te overwegen, of er geen middel te vin
den is, waardoor aan het verlangen van adressant kan wor
den tegemoet gekomen.
De voorzitter vraagt, of dit voorstel wordt ondersteund,
waarop verschillende leden bevestigend antwoorden.
De heer LIJDSMAN zegt, dat hij het voorstel gaarne wil
ondersteunen, omdat er nog nooit eenige klacht vernomen is
over de inrichting van adressant. Bovendien geldt het hier
eene bestaande zaak, en de lompen worden geregeld opgeruimd.
De heer VAN HAL wijst erop, dat nog kort geleden door
de gemeente een pand zeer duur is aangekocht, om dien lom
penhandel tegen te gaan. Dit betrof het lompenmagazijn in
de Karrestraat.
Volgens den heer Jacoby zouden er 66 handelaren in de
gemeente zijn, die dat bedrijf uitoefenen. Dit zullen voor het
meerendeel wel kleinhandelaren zijn, die de lompen 1 a 2 et
malen bewaren en dan aan den groothandel afleveren. Deze
menschen hebben tot nog toe hun bedrijf ongestoord kunnen
uitoefenen en daartegen zal ook in de toekomst wel geen
bezwaar bestaan.
Nu echter door een groothandelaar gezondigd is tegen een
bestaand voorschrift, meent spreker, dat het niet aangaat, om
diens wille de verordening maar te veranderen.