11 Augustus 1906. 235 voorzien, doch dat alles kan slechts geleidelijk plaats hebben. De heer LIJDSMAN meent, dat de vraag, of er drinkwater was, bij adressant niet onderzocht had behoeven te worden, wijl in zijne woning eene pomp aanwezig is. De heer ROMBOUTS antwoordt hierop, dat het de vraag geldt, of het pand is aangesloten aan de waterleiding. Waar hij gesproken heeft van drinkwater, heeft hij zich in dit opzicht verkeerd uitgedrukt. Verder meent spreker te moeten wijzen op een in 1880 ver schenen rapport in zake het drinkwater in deze gemeente. In 1895 is de eerste bouwverordening in deze gemeente tot stand gekomen. Daarin was o.a. bepaald, dat elke woning moest voorzien zijn van eene goed drinkwater gevende pomp, of aangesloten zijn aan de gemeentelijke waterleiding. Nadien zijn herhaaldelijk klachten ingekomen over slecht drinkwater. Reeds honderden onderzoekingen hebben plaats gehad, doch telkens met een negatief resultaat. Er kan dus veilig worden aangenomen, dat in Breda geen enkele pomp te vinden is, die goed drinkwater oplevert. Deze overweging heeft er dan ook toe geleid, om in de nieuwe bouwverordening de bepaling op te nemen, dat alle woningen moeten aangesloten zijn aan de waterleiding. De heer SASSEN geeft in overweging, op deze voorschriften door eene openbare bekendmaking de aandacht van belang hebbenden te vestigen. De heer SMITS meent, dat de verordening gemaakt is met de bedoeling, om de waterleiding verplichtend te stellen, als klaarblijkelijk bewezen is, dat de bestaande pomp slecht drink water oplevert. Nu wordt wel iedereen verplicht, zijn pand aan de waterleiding aan te sluiten, doch de verplichting, om ook van dat water gebruik te maken, bestaat niet. Aan spreker zijn dan ook personen bekend, die hun perceel aan de water leiding hebben doen aansluiten, doch weigere i om dat water als drinkwater te bezigen. Voor dezulken is de verplichte aan sluiting eene gedwongen en noodelooze belasting. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten, op het verzoek van adressant afwijzend te beschikken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 235