l! Augustus 1906. 237 „zaken om de brug op de gewenschte hoogte te bouwen ten „nutte van de scheepvaart, welke vraag ontkennend moet wor- „den beantwoord. „In de eerste plaats heeft de gemeente Breda nóch beheer „noch toezicht op het riviervak, waarin de brug is aangelegd, „daar dit riviervak deel uitmaakt van het waterschap „de „Boven-Mark" en mitsdien het beheer en toezicht is opgedra gen aan het bestuur van dat waterschap. „Nu verlieze men hierbij niet uit het oog, dat den 5den Juli „1878 door de staten van Noord-Brabant „het waterschap „van de Boven-Mark" is opgericht om te zorgen voor het „onderhoud der rivier boven Breda en de daarop uitloopende „beken en waterloopen voor eene behoorlijke waterlossing, het- „geeu met zoovele woorden wordt gezegd in art. 3 van het „oprichtings-besluit, bepalende: „Het beheer cn toezicht over „en de zorg voor de instandhouding en zoo noodig verbetering „dezer rivieren en waterloopen, in hel belang der afwatering, „is aan het bestuur van het waterschap opgedragen," terwijl in „het bijzonder reglement van het waterschap aan het bestuur is „opgedragen „het beheer en toezicht over en de zorg voor de „instandhouding en zoo noodig verbetering in het belang der „afwatering van de navolgende waterleidingen lo. „de rivier de Mark van de Belgische grenzen bij Strij- „beek tot de gemeente Breda enz." „Hieruit volgt, dat de Boven-Mark niet anders dan als eene waterleiding is aan te merken, waarbij aan scheepvaart niet „gedacht kan worden, daar toch de behoorlijke afwatering der „gronden vaak in botsing komt met het op peil houden ten „behoeve van de scheepvaart. „Zoowel dus met het oog op gemis van beheer eh toezicht „als uit de bestemming van het riviervak, waarin de kwestieuse „brug is gelegen, kan dit riviervak niet voor de scheepvaart „dienstbaar worden gemaakt. Alleen door eene behoorlijke „uitdieping door of vanwege het genoemde waterschapsbestuur „en de gemeente Breda op haar gebied kan de Boven-Mark „en dan nog slechts bij enkele standen van het water, als de „gelegenheid zich daartoe leent, door kleine scheepjes worden „gebruikt, doch een recht kan de scheepvaart niet doen gelden. „Uit het voorafgaande volgt, dat de gemeente Breda het „recht zou hebben om aan L. A. Hirdes de vergunning tot „het leggen van de brug in te trekken, doch hiermede zou de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 237