250 22 September 1906. De heer BLOEMARTS vraagt, of het de bedoeling is, dat die commissie prae-advies zal uitbrengen over de ingediende adressen. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend, erbij voe gende, dat die commissie dan tevens toezicht zal moeten houden op de gelden, welke door de gemeente voor hef beoogde doel beschikbaar worden gesteld. Den heer BLOEMARTS komt het gewenscht voor, de zaak eerst principieel te beslissen en uit te maken, of er al dan niet een stedelijk muziekkorps zal blijven bestaan. Wordt in den zin van het tweede adres beslist, dan zal met andere belangen rekening gehouden moeten worden. Is echter deze vraag be slist, dan kan spreker zich wel vereenigen met de instelling eener commissie. Spreker geeft derhalve in overweging, om thans eerst tot de behandeling van beide adressen over te gaan. Hiertoe besloten zijnde, wijst de heer BLOEMARTS erop, dat hetgeen door de drie muziekvereenigingen in haar adres gezegd wordt, niet is overeenkomstig den werkelijken toestand. Deze vereenigingen doen het voorkomen, alsof bij de opheffing der schutterij, ook het muziekkorps tot het verleden zal be- hooren. Die meening is onjuist. Er bestaat eene vereeniging, die, als muziekkorps, bij de schutterij reeds dienst gedaan heeft van 1842 af. Oorspronkelijk was het „Vlijt Volharding", die de muziek leverde. Later hebben zich eenige leden daarvan afgescheiden, waardoor de vereeniging „Voor het Volk, door het Volk" tot stand kwam, aan welke vereeniging alstoen de levering van muziek voorde schutterij werd opgedragen. Bij de ontbinding ook van deze vereeniging, bleef echter het muziekkorps der schutterij bestaan, zooals dit thans nog bestaat. Als men het wezen eener vereeniging enkel zoekt in verga deringen, statuten en een bestuur, dan zou men kunnen zeggen, dat er geen vereeniging bestaat. Doch zoekt men het wezen eener vereeniging elders, in de feiten, dan is hier wel degelijk sprake van eene vereeniging, die reeds tal van jaren bestaat en bestaan heeft. Deze vereeniging heeft steeds naar ieders genoegen aan hare verplichtingen voldaan en daarom zou het onbillijk zijn, ter wille van andere vereenigingen, haar thans aan den dijk te zetten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 250