22 September 1906. 251 Eene tweede onbillijkheid zou men begaan ten opzichte van den verdienstelijken directeur, die reeds meer dan een kwart eeuw zijne beste krachten aan de gemeente gewijd heeft. In ieder geval zou daaraan eene behoorlijke opzegging moeten voorafgaan. Het beroep op Tilburg gaat niet op, omdat daar niet dezelfde toestand bestaat als hier. Daar stond men voor de moeielijke vraag, aan welke vereeniging de subsidie moest worden toe gekend en daarom heeft men daar elke vereeniging van willen laten genieten. Nu verdient het opmerking, dat in Tilburg de oudst bestaande vereeniging, de Nieuwe Koninklijke Harmonie, niet onder de gesubsidieerde is begrepen. Dat is geschied, wijl deze ver eeniging enkel bij officieele gelegenheden optreedt, en er an ders verwarring zou ontstaan, welke vereeniging in zoodanige gevallen hare diensten zou moeten verleenen. Op die gronden en wijl de billijkheid dat eischt, acht spreker het wenschelijk, de bestaande vereeniging te behouden. Daar door wordt geene onbillijkheid begaan tegenover de andere vereenigingen hier ter stede. Spreker acht het in het belang der gemeente, dat er eene vereeniging bestaat, die bij officieele gelegenheden hare dien sten zal kunnen verleenen. Daarom stelt spreker voor, aan de bestaande vereeniging de subsidie te laten behouden onder nader vast te stellen voorwaarden en afwijzend te beschikken op het verzoek van de andere muziekvereenigingen. De heer VISSERS kan wel medegaan met de zienswijze van den heer Bloemarts, maar voelt zich toch eenigszins bezwaard. De beste krachten van het schutterij-muziekkorps zijn gesala rieerde leden en veelal tevens lid van „Vondel". Nu zou de mogelijkheid kunnen bestaan, dat de heer Kriens die krachten zou moeten missen, waarom spreker de subsidie bij wijze van proef zou willen toestaan. Er worden gemiddeld 12 a 13 openbare uitvoeringen per jaar gegeven, zoodat elke uitvoering meer dan f 100,— kost. Blijven enkel dilettanten over, dan is het de vraag, of zij als zoodanig willen blijven werken. Dit pleit voor eene proefneming, meent spreker.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 251