22 September 1906. 259 catie" en daarmede worden vergeleken met Delft b. v. in 1904, dan zij opgemerkt, dat de betrekkelijke cijfers per 100 K.G. kolen, in Delft en Breda volkomen dezelfde zijn. Vergelijkende Breda met sommige andere plaatsen, dan zij aangeteekend, dat in die gemeenten de cijfers mogelijk hooger zijn, omdat zij regeneratie in sitn toepassen, hetgeen hier niet gewenscht wordt. Voorts zij met het oog op het rendement herinnerd, dat te Schiedam en te Delft in 1904 het gas voor verlichting 7 cent per kub. M. kostte; hier slechts 6 cent. Ten slotte zie men niet over het hoofd, dat het geldelijk rendement van een steenkolengasfabriek niet onbelangrijk beheerscht wordt door den verkoopprijs harer cokes. De te Tilburg en te Schiedam bestede kolenprijzen zijn aan burgemeester en wethouders niet bekend. Burgemeester en wethouders zullen het waardeeren, wanneer hun door den raad medegedeeld worden de namen der ge meenten, in welke kolen als hier verbruikt worden en dus van dezelfde mijnen, tegen minderen prijs dan te Breda aan besteed zijn. Alleen zij hier vermeld, dat de vrachten naar Breda 72 cent per ton hooger zijn dan naar Schiedam, zoodat Etigelsche kolen 72 cent goedkooper te Schiedam dan te Breda geleverd kunnen worden. Ook Duitsche kolen kunnen te Schiedam voordeeliger per schip worden geleverd en wel omdat die gemeente daartoe beter gelegen is dan Breda en in grootere schepen, b. v. van 500 tot 800 ton, dan hier, kunnen worden aangevoerd. De vracht van Duitsche kolen naar Schiedam is gemiddeld f 0,75 per ton geringer dan naar Breda. Tilburg ontvangt de waggons van het stationsterrein recht streeks in de kolenloodsen, waardoor vracht en losloon daar per 10 ton ongeveer f4,— minder zijn dan hier. Vraag IV. Zijn burgemeester en wethouders van meening, dat, ondanks de allerwegen voor een goed overzicht onmisbaar geachte dub bele boekhouding, met eigen kapitaal-exploitatie en winst- en verliesrekeningen, deze hier ter stede voor gasfabriek en waterleiding als afzonderlijke bedrijven kan worden ontbeerd en zoo ja, op welke gronden Beantwoording. Ook ten aanzien van deze vraag wijzen wij op een klaarblij-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 259