22 September 1906. 267 geschiedt, is spreker niet bekend. Bij eene hoeveelheid van 30 M8. gas wordt dan 4 M3. lucht gevoegd. De heer VAN KEPPEL vervolgt Ik heb gesproken, mijnheer de voorzitter, over het fabrieks- rendement. (De verkoopsprijs van het gas en van de cokes, waarover burgemeester en wethouders in hun antwoord nog spreken, staan m.i. met dit punt niet in verband.) Eerst moet het gas er zijn, eer men het verkoopen kan. Het betreft hier alleen den kostenden prijs van het gas per eenheid, die hier toch niet of zeker niet noemenswaard duurder behoeft te zijn dan te Tilburg, behalve dan de overlading der kolen hier per tram. Breda profiteert dus niet van de lagere scheepsvracht voor eene fabriek, die aan het water gelegen is en ze betaalt dubbele kosten voor spoor en tram, omdat de fabriek niet aan het spoor verbonden is, en ik geloof, mijnheer de voorzitter, dat, als men toch aan dat spoorvervoer wil vasthouden, het maken van eene rechlstreeksche aansluiting overweging zou verdienen, waarvan de kosten in zeer korten tijd zouden worden bespaard. Dit is niet mogelijk onderbreekt de voorzitter wijl de bouw van de gasbrug te zwak is en daarover geen waggons van 10 000 kilo kunnen vervoerd worden. De heer VAN KEPPEL vervolgt: Mijnheer de voorzitter, ik eindig thans voor hetgeen men zou kunnen noemen het technische gedeelte en meen de vierde en vijfde vraag wel te kunnen samenvatten en daarover nog een kort woord. Naar mijne meening, bedoelt de raad in beide vragen hoofd zakelijk dit, dat uit de balansen van gasfabriek en waterleiding duidelijk moet blijken wat daar omgaat, dat daaruit te zien zal zijn de stijging of daling der waarde van gebouwen, fabrieks- inrichtingen, enz. Om maar eens iets te noemen in twee jaar tijds is aan de gasfabriek voor circa f 170 m. besteed en uit de balans blijkt daarvan niets. Al de activa der balans bleven onveranderd. Het is er mee, alsof de stad aan de gasfabriek fl70m. cadeau heeft gedaan en dit bagatel heeft men daar vergeten te boeken. Burgemeester en wethouders verwijzen naar een rapport in 1902 uitgebracht. Het blijkt, dat daarmede bedoeld is, het jaar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 267