22 September 1906. 269 Dat gedeputeerde staten daar niet voor in den weg staan, bewijst al dadelijk weder de Tilburgsche gasfabriek, waar in den hier bedoelden zin gehandeld wordt. Maar burgemeester en wethouders verwijzen den raad ook nog naar een ander rapport, dat van den accountant Elich van 1900, hetgeen zij blijkbaar zeer op prijs stellen, omdat er in staat, dat de aard der boekhouding niets te wenschen overlaat. Maar, mijnheer de voorzitter, er staat nog meer in dit rapport, en dat is toch zeker ook niet aan de aandacht van burgemeester en wethouders ontgaan. Dat zelfde rapport zegt ook, dat er wel wat willekeurig met de afschrijving gehandeld is, dat het een verkeerd systeem is, om afschrijvingen te boeken, zooals dat is geschied, dat op de verschillende rekeningen kan en mo?t worden afgeschreven zelfs nog als er niets gewonnen is, dat de boekwinst ten slotte verminderd moet worden met die afschrijvingen en ook met de rente der bestede kapitalen en dat de inventaris beter zou moeten worden opgemaakt dan althans in dat jaar is geschied. iets anders of meer wordt ook door mij niet bedoeld, maar wat baat een onderzoek van een accountant, mijnheer de voor zitter, wanneer aan zijne wenken geen gevolg gegeven wordt. Om alle misverstand weg te nemen, mijnheer de voorzitter, wil ik nog even verklaren,'dat iedereen zich met den accoun tant wel overtuigd houdt van eene accurate boekhouding in abstracten zin. maar dat het hier betreft de te boekstellingen, die noodig zijn om een duidelijk beeld te verkrijgen van de ge- heele zaak en vooral van werkelijke winst en verlies, en naar mijne bescheiden meening is het daar verre van af. De voorzitter herhaalt, dat, volgens de bestaande voor schriften, de winsten der fabriek in haar geheel in de gemeente- rekening moeten verantwoord worden. Het vormen van een reservefonds zou niet mogelijk blijkendat kennen gedeputeerde staten niet. De heer REIGERSMAN wil in deze een voorstel doen. Het rapport van burgemeester en wethouders is bekend en het antwoord daarop is door den heer Van Keppel zoo juist voor gelezen, doch daarmede mag de zaak niet als afgedaan worden beschouwd. Spreker zou daarom gaarne wenschen, dat thans niet werd overgegaan tot de orde van den dag, maar dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 269