292 20 October 1906. dan 2,65 M. -j- A.P., terwijl deze thans is gelegd op 2,76 M. A.P. Wat de scheepvaart betreft, ziet spreker het groote belang niet in, om de brug hooger te leggen, doch voor hem geldt het bezwaar, dat geen toezicht is gehouden bij de uit voering en dat het raadsbesluit eenvoudig genegeerd is ge worden. Burgemeester en wethouders hebben verklaard, dat hun van bouwen der brug niets bekend was. Doch deze hadden toe zicht moeten laten houden, en dan zou wellicht eene kleine conferentie met "net bestuur van de Boven-Mark voldoende zijn geweest, om de brug op de door den raad verlangde hoogte te doen brengen. Ook de ambtenaren der gemeente, die met het toezicht zijn belast, hadden moeten weten, dat de brug op eene andere plaats werd gelegd. De voorzitter herhaalt, dat de brug is gelegd buiten Breda, zoodat deze gemeente publiekrechtelijk niets te zeggen heeft. De heer BLOEMARTS wil allereerst een verzuim herstellen van hetgeen door hem in de vorige vergadering is beweerd, dat de brug niet zou gelegd zijn op de plaats, waar zij oor spronkelijk was aangevraagd. Aan spreker stond voor den geest eene brug tegenover de Qodevaert Montensstraat, doch daarin heeft hij zich vergist, zoodat hij dit thans wil rectificeeren. Intusschen komt het spreker voor, dal er eene fout heeft plaats gehad. Door den heer Vissers is indertijd gevraagd, of de brug, met het oog op de scheepvaart, op eene voldoende hoogte kwam te liggen, waarop de heer Lijdsman bevestigend heeft geantwoord. De raad bewaarde hierop het stilzwijgen en gaf daardoor als zijne zienswijze te kennen, dat de brug hoog genoeg moest worden gelegd. Het hoogtepeil had derhalve in de voorwaarden opgenomen moeten worden. Dit is niet ge schied en daarin is, naar sprekers meening, de fout gelegen. Dat die fout tot kolossale afmetingen is opgeblazen, valt niet te ontkennen, doch de oorzaak hiervan is gelegen in het feit, dat men niet dadelijk heeft willen erkennen, dat er eene fout begaan is. Spreker wil nog doen opmerken, dat de gemeentewerken van alle schuld zijn vrij te pleiten. Deze hadden geen recht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 292