20 October 1906.
295
komen, zoo goed als de andere; dan kon de kwestie aanstonds
opgelost worden. Spreker beveelt burgemeester en wethouders
dan ook een nauwkeurig onderzoek aan.
De voorzitter zegt, dat die teekening niet te vinden is.
De heer VISSERS wenscht, naar aanleiding van het gespro
kene door den heer Van Dam, te doen opmerken, dat het
waterschap wel de minimum-hoogte heeft voorgeschreven,
maar niet een maximum. Nu was het toch geen bezwaar ge
weest, om de brug hoogcr te leggen.
De heer VAN DAM kan hierop alleen antwoorden, dat geen
hoogtepeil was aangegeven.
De heer LIJDSMAN is ook van meening, dat op de teekening
geen hoogtepeil was ingevuld. In de vergadering van de
bouwcommissie, toen het verzoek van Hirdes is behandeld
geworden, heeft spreker aan den gemeente-architect gevraagd,
of de brug zoo hoog zou komen te liggen als de inundatie-
sluis, waarop bevestigend werd geantwoord. Daarop is spreker
afgegaan. Later heeft de architect hem medegedeeld, dat hij
met het bouwen der brug niets te mr.ken had.
De heer VAN HAL wijst erop, dat de rol, die de hooge- of
inundatiesluis te vervullen heeft, eene geheel andere is dan
om te dienen voor scheepvaart. In den zomer, bij lagen
waterstand, worden daarin schutbalken gelegd, om te kunnen
spuien en zoodoende de stadsriolcn te reinigen. Deze sani
taire maatregel is van het grootste belang en kan niet ach
terwege worden gelaten, ter wille van een enkel scheepje,
waarmede men door de sluis zou willen varen.
Dat spuien geschiedt in de zomermaanden, als wanneer de
heer Vriens zijn beroep uitoefent, en de sluis is dan voor de
scheepvaart afgesloten.
Wat de teekening aangaat, is het spreker zeer goed bekend,
dat er eene kaart is geweest, waarop de brug was aangegeven.
Deze kaart bevatte slechls cene schets en was blijkbaar niet
bestemd om een blijvend stuk van het archief uit te maken.
Spreker heeft dan ook met belangstelling kennis genomen van
de zorgvuldige wijze, waarop ter secretarie de archiefstukken
worden bewaard.