320 17 November 1906. De heer LIJDSMAN herhaalt zijn voorstel tot het maken van een gedetailleerd plan. Het maken van klepbrugen vindt spreker half werk. De landhoofden zijn te smal voor groote schepen. De heer TEYCHINÉ vraagt, welk verband er bestaat tus- schen het kanaal en het draaibaar maken der bruggen. De voorzitter antwoordt hierop, dat het niet zeker is, of de industrie zich wel in die richting zal uitbreiden. De heer TEYCHINÉ wijst erop, dat nu reeds behoefte wordt gevoeld aan het draaibaar maken der bruggen. De begrooting vindt spreker veel te hoog en wat het middel van waterver- versching betreft, komt het hem voor, dat dit toch evengoed zal kunnen toegepast blijven. Spreker gaat derhalve mede met het idéé, om een gedetailleerd plan op te maken. De heer REIGERSMAN betoogt, dat verschillende sprekers het willen doen voorkomen, alsof de industrie het meeste be lang heeft bij de scheepvaart. Maar ook de spoorwegen hebben daarop invloed. Als men nagaat, dat de communicatie naar het station verbonden is door de beide bruggen, dan zal het draaibaar maken daarvan dikwijls veel hinder veroo. zaken aan het vervoer per spoor. Nu kan men wel zeggen, dat de brug gen op bepaalde uren van den dag gesloten moeten blijven, doch dat is niet altijd te observeeren. Men heeft dus wel degelijk ook het spoorwegverkeer in 't oog te houden. Spreker meent dan ook, dat het draaibaar maken der bruggen slechts een problematisch voordeel zal opleveren. Ditjgevoegd bij het belang der waterverversching, acht spreker de hooge uitgaven niet gerechtvaardigd. De heer VAN HAL kan zich niet vereenigen met het doen eener uitgaaf van 30 000,— a 35 000,— voor het draaibaar maken van de aangeduide bruggen. Er is gevraagd naar het verband, dat er bestaat tusschen het kanaal en de bruggen. Spreker meent, dat dit verband niet ver te zoeken is. Wat de kanaalgeschiedenis betreft, deze verkeert in een zeer goed stadium, zoodat spreker niet kan medegaan met hen, die in dit opzicht wat pessimistisch gestemd zijn. Als het kanaal zal zijn tot stand gekomen, dan zijn de Abroek- en Belcrum-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 320