332 1 December 1906. De heer 1NQENHOUSZ komt ter vergadering. Alsnu stelt de voorzitter aan de orde het rapport van de afdeelingen tot onderzoek van de gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1907 met de memorie van antwoord van burge meester en wethouders. Aangezien beide stukken gedrukt aan de leden zijn toegezonden, acht spreker de voorlezing daarvan niet noodzakelijk. ALGEMEENE BESCHOUWING. „Slechts in ééne afdeeling werd de vraag gesteld of het niet „wenschelijk zoude zijn om, met het oog op de te betalen „premie, de verzekeringen ingevolge de ongevallenwet te sluiten „bij eene particuliere maatschappij, dan wel aan te sluiten bij „de vereeniging van gemeentebesturen". Antwoord: „Burgemeester en wethouders hebben meermalen deze zelfde „zaak overwogen, doch zij hebben tot dusver geen overwegende „reden gevonden, den raad een voorstel te doen om af te wijken „van het raadsbesluit van 17 Januari 1903. „In 1908 wordt voor het eerst door de rijksverzekeringsbank „eene wetenschappelijke balans opgemaakt (art. 17 der onge vallenwet), waarna de tarieven zuilen herzien worden. „Met het oog daarop is het, naar het oordeel van burgemeester „en wethouders, 't meest gewenscht, af te wachten, in welke „verhouding de nieuwe tarieven zullen staan tot die van parti culiere maatschappijen en van de vereeniging van gemeente besturen, om nadien de zaak nader te overwegen. „Voorshands dient echter opgemerkt, dat de soliditeit en het „voortbestaan van particuliere maatschappijen of vereenigingen „niet dien waarborg geven als de rijksverzekeringsbank, waarbij, „zoo niet alle, dan toch de meeste departementen van het „rijksbestuur zich mede hebben aangesloten". Niemand der leden hierover het woord verlangende, komen in behandeling de UITGAVEN. Volgnummer 63, art. 3. „In eene der afdeelingen waren alle leden, behoudens één, er „voor dezen post met drie honderd gulden te verminderen;zij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 332