336
1 December 1906.
met die van wethouder niets heeft uit te staan. Elk raads
lid, elk burger is tot die betrekking benoembaar.
Het voltrekken van huwelijken brengt heel wat bezigheden me
de; het geschiedt op verschillende dagen in de week en op ver
schillende tijdstippen van den dag, zoodat eene belooning van
300,— volstrekt niet te veel is.
Bovendien is de bezoldiging bij verordening geregeld, zoo
dat die eerst moet veranderd worden, wil men den post van
de begrooting schrappen.
De heer INGENHOUSZ acht het theoretisch volkomen juist,
dat de betrekking van wethouder met die van ambtenaar van
den burgerlijken stand niets te maken heeft. Spreker heeft ech
ter alleen willen wijzen op een toestand, zooals die te Breda
is en altijd geweest is. Mochten de leden van het dageüjksch
bestuur niet geneigd zijn, de functie kosteloos te vervullen,
dan zou men nog kunnen zien, of er iemand te vinden is, die
het gratis wil doen.
De heer SASSEN meent, dat de laatste redeneering van den
heer InqenHousz juist een motief is, om den post te behou
den. Wanneer geen der wethouders de functie kosteloos wilde
waarnemen, zou men naar een anderen titularis moeten om
zien, en als dan eene bezoldiging noodig bleek, zou daartegen
geen bezwaar bestaan. Spreker begrijpt niet goed, waarom
de heer IngenHousz in dat geval wel en anders niet eene
belooning zou willen toekennen.'
De functie van ambtenaar van den burgerlijken stand moet
afgescheiden worden gehouden van die van wethouder. De
bezoldiging is afzonderlijk geregeld. Wat betreft de verhoo
ging der jaarwedden van de wethouders, deze is een gevolg van
de meerdere werkzaamheden aan die betrekking verbonden. Spre
ker kan dan ook geen enkel motief vinden, om den betrokken
post te schrappen.
De heer INGENHOUSZ wil enkel zijne verwondering erover
te kennen geven, dat de heer Sassen, die vroeger een der
tegenstanders was, thans voor het behoud der bezoldiging is.
De heer VAN KEPPEL wijst erop, dat geene noemenswaar
dige toename van werkzaamheden kan geconstateerd worden.
In 1904 werd ontvangen aan recht voor huwelijksvoltrekking