1 December 1906.
337
op buitengewone dagen 470,—, terwijl over dit jaar ontvan
gen werd 490,—. Spreker meent, dat de werkzaamheden
gelijken tred houden met de toename der bevolking.
De voorzitter zegt, dat de som afhankelijk is van het
voltrekken van huwelijken op buitengewone tijdstippen.
De heer REIGERSMAN wijst erop, dat de functie van amb
tenaar van den burgerlijken stand niet annex is aan het wethou
derschap. Als de post geschrapt werd, dan zou er kans bestaan,
dat de tegenwoordige functionaris voor die betrekking bedankte.
Een ander zou dan benoemd moeten worden en de gemeente
zou dan toch 300,— moeten blijven uitkeeren.
De heer 1NGENHOUSZ doet opmerken, dat er niet één, maar
vijf ambtenaren van den burgerlijken stand zijn, welke de
huwelijken kunnen voltrekken.
De heer VERSCHRAAGE vraagt, of het niet wenschelijker
ware, dat de ambtenaar van den burgerlijken stand niet uit de
wethouders, maar uit de andere leden van den raad werd aan
gewezen, als het ten minste waarheid bevat, dat al die werk
zaamheden zooveel tijd vorderen.
De heer BLOEMARTS zegt, dat hij nog niets gehoord heeft
ter weerlegging van het argument van den heer Rombouts.
Wil men den post schrappen, dan moet men beginnen met de
verordening te herzien. Nu komt het spreker voor, dat, zoo
lang de verordening niet gewijzigd is, de post moet behouden
blijven.
De heer INGENHOUSZ is het eens met de opmerking van
den heer Bloemarts en stelt mitsdien voor de bestaande ver
ordening te wijzigen in dien zin, dat 300,-- minder zal
worden beschikbaar gesteld voor de bezoldiging van de amb
tenaren van den burgerlijken stand.
De heer VAN HAL betwijfelt, of voor ƒ300,— wel iemand
zal te vinden zijn, die de functie van ambtenaar van den bur
gerlijken stand zal willen waarnemen. Spreker brengt in her
innering het tot stand komen van dezen post en hoe indertijd
de wethouders, met het oog op eene goede.contröle der boeken
en verdere stukken, het beter vonden, dat de functie in handen
bleef van denzelfden persoon. Weliswaar zijn ook de overige