338 1 Decemèer 1906. leden van het dagelijksch bestuur tot ambtenaar van den bur gerlijken stand benoemd, doch de andere wethouders treden hoogst zelden bij huwelijken op en de burgemeester slechts een enkele maal, wanneer dat door de betrokken familiën wordt gevraagd, ten einde de plechtigheid wat meer luister bij te zetten. Ofschoon de wet thans toelaat, dat de ambtenaar van den burgerlijken stand buiten de leden van den raad wordt benoemd, blijft spreker het toch wenschelijk achten, dat het voltrekken van huwelijken geschiedt door een beteekenend burger. En de werkzaamheden, daaraan verbonden, zijn niet gering. Daarom betwijfelt het spreker, of men wel tot andere inzichten zal kunnen komen. Wijzende op de ambitie, waarmede de heer Scheltus deze taak steeds vervuld heeft, bestaat er voor spreker volstrekt geen reden om terug te komen op den be- staanden toestand. De heer REIGERSMAN doet opmerken, dat de verordening thans niet aan de orde is, zoodat het voorstel van den heer InqenHousz niet in behandeling kan komen. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten den onderwerpelijken post te handhaven. Volgnummer 71, art. 9. „In alle afdeelingen was de meerderheid vóór uitbreiding van „het corps politie-agenten; in ééne afdeeling achtte de minder- „heid zulks niet noodig op grond dat de veiligheid der gemeente „zulks niet noodzakelijk maakte, daar b.v. Deventer met eerte „oppervlakte van drie viermaal grooter dan Breda, slechts 25 „agenten noodig heeft om de orde en rust te handhaven. In „diezelfde afdeeling echter stelde de meerderheid als voorwaarde, „dat de uitbreiding zoude strekken tot verlichting van den dienst „der agenten en dat zij dientengevolge steeds volkomen zouden „verzekerd zijn van hunne vrije dagen. „In twee afdeelingen waren de meeste leden voor eene perio- „dieke verhooging der salarissen van de agenten. „Eéne afdeeling omsehreef deze verhooging en wenschte, dat „de agenten na twaalfjarigen dienst het maximum-traktement „zouden krijgen door drie vierjaarlijksche verhoogingen. „In eene andere afdeeling zoude men gaarne de verdeeling „in agenten der 2e en 3e klasse zien vervallen, met behoud

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 338