348 1 December 1906. De heer VAN KEPPEL zegt, dat hij niet zonder eenige verwondering van het antwoord van burgemeester en wethou ders heeft kennis genomen. Datgene, wat gevraagd is, komt eenvoudig hierop neer, dat de begrootingen van de verschil lende inrichtingen ook den feitelijken toestand weergeven. Door hieraan niet toe te geven, leveren de begrootingen geen juist beeld van den toestand, zooals die werkelijk is. De begrooting der gasfabriek is niet juist; deze zou moeten verhoogd worden met den prijs van het gas en de cokes aan de gemeente geleverd. Zoodoende is ook de onkostenberekening van alle inrichtingen, die gas en cokes van de gemeente ont vangen, onjuist. Wil men nagaan, wat al die inrichtingen werkelijk kosten, dan moeten de uitgaven nog verhoogd worden met een zeker bedrag voor gas en cokes, door de gemeente geleverd. Spreker meent, dat men hierdoor tot allerlei inconsequentiën komt. Het vorig jaar is door spreker gewezen op een schadepost, welke de gemeente hierdoor leed in verband met de uitgaven voor het gymnasium, waarvan de helft door het rijk vergoed wordt. Dat hebben burgemeester en wethouders dan ook in gezien en naar aanleiding daarvan een uitgaafpost voor gas en cokes op de begrooting gebracht. Is dat niet inconsequent vraagt spreker. Waarom niet het zelfde gedaan voor alle andere inrichtingen? Wat de kosten der teckenschoo! betreft, is in de memorie van toelichting vermeld„Dewijl de subsidie op het maximum is gesteld, zijn geene kosten voor gas en cokes in rekening gebracht". Wat dus voor het gymnasium wel geschiedt, wordt voor de teekenschool niet noodig geacht. Spreker zou wenschen, dat voor alle andere inrichtingen werd gehandeld op dezelfde wijze als voor het gymnasium. De thans gevolgde handelwijze is geheel buiten de regels eener goede administratieve boekhouding. Aan de gasfabriek moet wel degelijk rekening worden gehouden met hetgeen gefabri ceerd en afgeleverd wordt. Elke inrichting moet duidelijk aangeven, wat zij aan licht en brandstoffen kost, en daartoe zou de rekening van de gasfabriek met een zeker bedrag in ontvangst verhoogd moeten worden. De voorzitter meent, dat de zaak enkel hierop neer-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 348