10 Februari 1906. „een schrijven van de gedeputeerde staten dezer provincie, „daarbij in overweging gevende, eene kleine wijziging „te brengen in de 2e alinea van art. 7 der verordening, „regelende de jaarwedden der onderwijzers en onder wijzeressen aan de openbare scholen voor lager onder- Wijs alhier. „Omtrent beide punten hebben wij de eer het verlangde „prae-advies U hierbij aan te bieden, onder mededeeling, „dat wij ons met de daarin vervatte beschouwingen kunnen „vereenigen. „Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U voor te „stellen „op het adres letter a vooralsnog afwijzend te beschik ken en dit in verband met het bepaalde in de vóór laatste alinea van art. 26 der wet op het lager onderwijs, „te weten, dat de goedkeuring der wedden door gede buteerde staten niet langer dan tien jaren van kracht „blijft. „De verordening regelende de jaarwedden der onder- Wijzers en onderwijzeressen aan de openbare scholen „voor lager onderwijs in deze gemeente te wijzigen als „volgt „het bestaande artikel 3 te vervangen door een nieuw „artikel 3, luidende Aan de onderwijzers en onderwijzeressen, die hei hoofd der school bijstaan, wordt voor het geven van onderwijs „in de vakken, genoemd onder k, 1, m, n en p van artikel „2 der wet op het lager onderwijs, jaarlijks toegekend „honderd gulden voor elk vak. ,,In artikel 7 aan het slot der eerste zinsnede te lezen „in plaats van vijf en zeventig gulden „honderd gulden, „en de tweede zinsnede te lezen als volgt: „Gelijke tegemoetkomingwordt ook verleend aan de „weduwnaars, onderwijzers van bijstand, die den leeftijd „van acht en twintig jaren bereikt hebben en een of meer „minderjarige kinderen hebben." voorzitter stelt deze zaak aan de orde.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 34