1 December 1906. 351 Dp voorzitter deelt mede, dat alsnog is ingekomen een adres van H. C. de Jongh, meesterknecht bij de ge meentewerken, eveneens verzoekende zijne jaarwedde te willen verhoogen. Spreker zegt, dat diens jaarwedde thans bedraagt 750,— met vrije woning en dat er geene termen bestaan, hierin verandering te brengen. Wordt besloten op dit verzoek afwijzend te be schikken. Hierop deelt de voorzitter mede, dat door burgemeester en wethouders hun voorstel, om de voormalige maréchaussee kazerne in te richten tot algemeene keuringsplaats van vee, wordt ingetrokken en dat zij, in verband daarmede, voorstellen een hulpkeurmeester te benoemen op eene bezoldiging van 600,— 's jaars. De heer JACOBY juicht het toe, dat burgemeester en wet houders hebben afgezien van hun oorspronkelijk plan, betref fende de aanwijzing eener vaste keuringsplaats en dat zij thans voorstellen een hulpkeurmeester te benoemen. Spreker meent echter, dat zoo iemand goed bezoldigd moet worden. De verleiding, waaraan zoo'n ambtenaar door den aard zijner be trekking bloot staat, is nog al groot en daartegen dient zoo veel mogelijk te worden gewaakt. Spreker geeft derhalve in overweging de wedde vast te stellen op 800,—. De heer ROMBOUTS zegt, dat men niet uit het oog moet verliezen, dat het hier slechts een hulpambtenaar betreft, zoo dat hij een salaris van 600,— voldoende acht, om mede te beginnen. De heer VISSERS vindt een aanvangssalaris van 600,— ook voldoende. Mocht het later blijken, dat de titularis zijn plicht doet en dat hij de werkzaamheden kent, dan is er geen bezwaar, om zijne wedde te verhoogen. De heer JACOBY is het met de vorige sprekers niet eens. Er dient een keurmeester benoemd te worden, waarvan men zeker weet, dat hij de noodige bekwaamheid bezit voor de functie, die hem opgedragen wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 351