370
22 December 1906.
daarom meent spreker, dat men op de adviezen daarvan moet
afgaan en vertrouwen moet stellen in de commissie.
De voorzitter is het in beginsel eens met den heer
Teychiné, maar de heer Jacoby verklaarde zoo even, niet
voldoende tijd gehad te hebben, om de zaak te bestudeeren.
De heer REIGERSMAN vraagt, of het ook den heer Rombouts
aan tijd ontbroken heeft, om zich over deze zaak een oordeel
te vormen.
De heer ROMBOUTS antwoordt hierop, dat hij zich vol
doende van de zaak op de hoogte heeft gesteld, doch vindt
het billijk tegenover Timmers om, na het zooeven genomen
besluit, ook dit punt aan te houden.
De heer INGENHOUSZ wijst op het onderscheid tusschen
beide zaken. Van der Ven grondt zijn verzoek op het onge
huwd zijn en de afwezigheid van eenig risico. Timmers
daarentegen is gehuwd, waardoor het fonds risico gehad heeft.
Het voorstel van den heer ROMBOUTS wordt alsnuin stem
ming gebracht en aangenomen met 11 tegen 9 stemmen.
Vóór stemden de heeren Van Dongen, Van Hal, Van Dam,
Rombouts, Heijlaerts, Jacoby, Bloemarts, Vissers, Slecht-
riem, Staal en Sassen.
Tegen waren de heeren Lijdsman, Van Mierlo, Reigersman,
Teychiné, Verschraaoe, IngenHousz, Smits, Van Keppel
en de voorzitter.
Alsnu is aan de orde het rapport onder c vermeld. De
voorzitter vraagt, of de raad ook deze zaak wenscht aan
te houden.
De heer JACOBY zegt, dat hij geenszins uitstel wenscht.
Wel zou spreker aan de commissie in overweging willen
geven, bij zulke gelegenheden voortaan wat meer spoed te
betrachten. Het is nu reeds 3 maanden geleden, dat de man
ontslag bekomen heeft.
De voorzitter antwoordt hierop, dat hij den wensch
van den heer Jacoby bij de betrokken commissie zal over
brengen.