376
22 December 1906.
Tegen stemden de heeren Lijdsman, Van Mierlo, Van
Dongen, Reigersman, Teychiné, Verschraage, IngenHousz,
Heijlaerts, Smits, Jacoby, Vissers, Slechtriem, Staal,
Van Keppel en Sassen.
Vóór waren de heeren Van Hal, Van Dam, Rombquts,
Bloemarts en de voorzitter.
Zoodat alsnu besloten is aan L. Hoefnagel de
pachtsom ad f 105,— te restitneeren.
17. Voorstel van burgemeester en wethouders tot intrekking
van art. 1 en tot wijziging van de artikelen 14 en 99 der
bouwverordening voor deze gemeente, luidende als volgt:
„Bij besluit van uwen raad van 11 Augustus 1906, werden
„burgemeester en wethouders uitgenoodigd om, naar aanleiding
„van de beslissing van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
„d.d. 13 Juli 1906, G, no. 120, 2de afdeeling, 1ste bureau,
„waarbij het door uwen raad gewijzigde artikel 14 der bouw
verordening niet werd goedgekeurd, genoemd artikel opnieuw
„te herzien en zoodanige wijzigingen voor te dragen, waarbij
„met de bezwaren van gedeputeerde staten rekening wordt
„gehouden.
„Zooals uwen raad bekend is, gaf het gewijzigde artikel 14
„der genoemde bouwverordening aan burgemeester en wet
houders de bevoegdheid om, op nader te stellen eischen,
„vergunning te vcrleenen, dat op de ontstane open ruimte
„eer. uit- of bijbouw worde gemaakt, mits niets meer dan de
„helft dier open ruimte worde ingenomen en het gebouw niet
„hooger zij dan 3,5 M.
„Gedeputeerde staten overwogen, dat om, tot gezonde woning
toestanden te geraken, het wenschelijk is, dat eene vrijstelling
„als bovenbedoeld, slechts in bijzondere omstandigheden en
„in geval van dringende noodzakelijkheid verleend wordt.
„Zij meenden daarom, dat zoodanige vrijstelling slechts in
„bijzondere gevallen door den gemeenteraad mocht worden
„verleend, waarbij overeenkomstig art. 1 der gezondheidswet
„het advies der gezondheidscommissie behoort te worden
„ingewonnen.
„Naar aanleiding van dit schrijven van gedeputeerde staten
„en ter uitvoering van uw besluit, hebben wij de eer U voor
„te stellen, genoemd artikel 14 te lezen als volgt