22 December 1906. 379 Daarop is van den heer Van Marle een nader verzoek ingekomen om ecne bijdrage van f7£0,— per jaar, welk ver zoek in handen is gesteld van burgemeester en wethouders om prae-advies. Is spreker juist ingelicht, dan zouden burgemeester en wet houders reeds in deze vergadering met hun prae-advies voor den dag zijn gekomen, doch is die zaak afgestuit op het thans in behandeling zijnde "dres van den heer Lod: r, als argument aanvoerende, dat het beter is, deze nieuwe iijn te brengen in handen van eeue bestaande maatschappij. Spreker is het hiermede niet eens, doch houdt integendeel van eene gezonde concurrentie, welke aan allen ten goede komt. Bovendien gaat men langs de zaak heen, wijl de Zuidertram niet geeft, wat men werischt. De heer Van Marle wenscht eene verbinding tot stand te brengen met het noordwestelijk gedeelte van Noord-Brabant. Het zwaartepunt is daarbij de verbinding niet Zevenbergen en Klandert. Verder heeft de heer Van Marle reeds de toezeg ging voor subsidie ontvangen van alle gemeenten, die bij de zaak belang hebben. Spreker meent derhalve, dat het niet aangaat, nu de zaak in dit stadium verkeert, gevolg te geven aan een verzoek, ter elfder ure doof de Zuidertram gedaan, zonder dat blijkt, dat deze maatschappij alsnog iets naders in die richting gedaan heeft. Hei is niet te doen, om te voorkomen, dat de Zuidertram een' concurrent krijgt, maar om eene verbinding met noord westelijk Noord-Brabant tot stand te brengen en daardoor de belangen van Breda te behartigen. Dat gedeelte behoort tot de voormalige baronie; het is alzoo historisch en ook volgens de gerechtelijke indeeling aan Breda verbonden. De Zuidertram wil langs een omweg naar Geertruidenberg, met welke gemeente reeds eene directe verbinding bestaat, en verder door het Land van Altena naar Den Bosch. Met die streek heeft Breda geen voeling en zal dat ook nooit krijgen, zelfs niet al zou er eene brug over het Keizersveer gelegd wor den. Aan zoodanige verbinding heeft Breda dus niets; die streek behoort historisch bij Den Bosch. Spreker meent dan ook, dat men zich niet moet laten paaien door een aanbod, wat voor Breda feitelijk van geen belang is. u

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 379