22 December 1906.
381
Bovendien is het geheele fundament van het subsidiestelsel
gebaseerd op eendrachtige samenwerking.
Het komt spreker derhalve voor, dat de zaak thans alleszins
rijp is voor beslissing.
De heer TEYCH1NÉ doet opmerken, dat er reeds eene
verbinding van Klundert met Zevenbergen in voorbereiding is
vanwege de Zuid-Nederlandsche stoomtramwegmaatschappij.
Zevenbergen zelf heeft eene gunstige verbinding met Breda
per spoor. Spreker ziet dan ook niet veel heil in de lijn-van
Mari.e, doch meent integendeel, dat de lijn-lodeu voor Breda
van het grootste belang is. Dit is eene lijn, die een belangrijk
gedeelte van Noord-Brabant doorkruist, zoodat de minister
daarmede ongetwijfeld rekening zal houden.
De heer REIGERSMAN doet opmerken, dat de subsidie
aanvrage van den heer Van Marle thans niet aan de orde is
De voorzitter vindt het beter, om het adres te verzenden
naar burgemeester en wethouders om bericht en raad. Dit zal
de zaak bespoedigen.
De heer BLOEMARTS wijst erop, dat de raad thans niet
te decideeren heeft, aan wie de concessie zal worden verleend.
Spreker meent, dit het niet aangaat, om eene zaak tegen te
houden en telkens weer een spaak in het wiel te steken door
eene maatschappij, die absoluut niets doet. Waar burgemeester
en weihouders zoo duidelijk hebben verklaard, welk standpunt
zij in de zaak-van Marle v/enschen in te nemen, daar is
het onioodig het adres van den directeur der Zu dertram
aan dat college terug te zenden om advies.
De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders
voornemens waren in deze vergadering de zaak-van Marle
aan de orde te stellen. Nu echter nadien een adres van dén
heer Loder is ingekomen, achtte men uitstel gewenscht.
De heer SASSEN is ook van meening, dat het moeielijk is,
thans eene beslissing te nemen en dat eene afwachtende
houding gewenscht is.
De heer VAN HAL is het eens met den vorigen spreker.
De Zuidertram heeft door herhaalde uitbreiding van hare
lijnen getoond levensvatbaarheid te bezitten, hetgeen van de