386
22 December 1906.
26. Brieven van de gedeputeerde staten, geleidende adressen
van personen, die beroep hebben ingesteld tegen hunnen
aanslag in den hoofdeüjken omslag voor het dienstjaar 1906,
De voorzitter stelt voor deze stukken in besloten zitting-
te behandelen.
Waartoe besloten wordt.
27. De heer HEIJLAEE^TS, alsnu het woord gevraagd en
verkregen hebbende, wijst erop, dat hier ter stede een jong-
mensch is, van wien enkele jaren geleden een been is geam
puteerd en die nu dientengevolge met een houten been rond
loopt. Dat houten been is te' kort geworden en daar die
jongen slechts een klein salaris geniet, werd hij verwezen
naar het burgerlijk armbestuur, ten einde in deze de behulp
zame hand te bieden. Aangezien echter op hulp van het arm
bestuur niet te rekenen valt, vraagt spreker, of de gemeente
in deze niet zou kunnen helpen.
De voorzitter zegt, dat hem omtrent deze zaak niets
bekend is, doch dat wellicht de voorzitter van het armbestuur
de gewenschte inlichtingen zou kunnen verschaffen.
De heer ING2NHOU.SZ, voorzitter van het burgerlijk armbe
stuur, verklaart zich gaarne bereid, over deze zaak de ver
langde inlichtingen te geven. Spreker wijst er allereerst op,
dat er goedhartige menschen zijn, die zich in dergelijke zaken
gemakkelijk om dert tuin laten leiden en die maar alles voor
waarheid aannemen, wat hun door de belanghebbenden wordt
medegedeeld.
De toedracht der zaak, waarop de heer Heijlaerts doelt, is
de volgende
Eenigen tijd geleden kwam de moeder van het bewuste
jongmensch bij het armbestuur om een kunstbeen vragen.
Wijl het verschaffen van kunstledematen niet tot de taak van
het armbestuur behoort en een kunstbeen bovendien te duur
is, meende het armbestuur niet op het verzoek te kunnen
ingaan, doch verklaarde zich intusschen bereid een nieuw
houten been te laten vervaardigpn. De vrouw, met dit besluit
in kennis gesteld, nam daarmede genoegen en nadat de rent
meester geïnformeerd had, bij wien hij dat been zou laten
maken, noodigde hij de vrouw uit, het bestaande been op