38 10 Februari 1906. eene toestemming tot het leggen van buizen, daartoe een voorstel zal behooren in te dienen, met andere woorden, het voorstel van burgemeester en wethouders zal moeten amen- deeren. De heer SASSEN meent, dat daarover eerst kan worden onderhandeld met Teteringen. De heer VAN DAM wijst erop, dat, als burgemeester en wethouders moeten onderhandelen, eerst de grondslagen die nen te worden vastgesteld, waarop de onderhandelingen moe ten plaats hebben. De heer SASSEN zegt, dat hij dan bereid is een voorstel te doen in den geest van het door hem gesprokene. De heer ROMBOUTS geeft in overweging het voorstel te splitsen. Dat Breda de buizen kan behouden, welke er thans in dien weg liggen, daarmede kan spreker zich wel vereenigen, doch voor het overige is het de vraag, of Teteringen het voorstel van den heer Sassen wel zal kunnen aannemen, waar die gemeente reeds vroeger concessie gaf aan de water leiding-maatschappij te Ginneken. De heer INGENHOUSZ deelt wel eenigszins het bezwaar van den heer Rombouts, doch meent, dat als eisch gesteld zou kunnen worden, dat Breda het recht verkrijgt, zoodra de concessie van de Ginnekensche maatschappij vervalt. De heer SASSEN meent, dat de gemeente Teteringen door de concessie aan de Ginnekensche maatschappij geheel vrij gebleven is, om ook aan anderen het recht te verleenen in dien weg buizen te leggen. De heer VAN HAL doet opmerken, dat het leggen van buizen en leidingen voor water en electisch licht door de Ginnekensche maatschappij is geschied met concessie van Teteringen, en nu kan spreker niet aannemen, dat Teteringen tegenover Breda zoo halstarrig zou zijn, om dat te weigeren. Spreker meent dan ook, dat het financieel belang der gemeente medebrengt, om zoo spoedig mogelijk van den onderhoudslast van dien weg ontslagen te worden. De heer SMITS kan zich met de zienswijze van den heer Van Hal niet vereenigen. Wat toch is het geval Aanvankelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1906 | | pagina 38